In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Egypt Airlines Company, vanwege een vertraging van 27 uur en 39 minuten bij hun vlucht van Amsterdam naar Johannesburg via Caïro op 9 augustus 2022. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder en eisen een schadevergoeding van € 1.275,12, vermeerderd met wettelijke rente, en € 231,42 aan buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat er weinig vluchten beschikbaar waren, maar de kantonrechter oordeelt dat deze stelling onvoldoende is om aan te nemen dat er geen eerdere mogelijkheid was om de passagiers naar hun eindbestemming te vervoeren. De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter wijst de vordering tot compensatie toe, evenals de kosten voor maaltijden en verfrissingen, maar wijst de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. De vervoerder wordt veroordeeld in de proceskosten en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.