In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht van Rotterdam naar Casablanca op 13 juli 2022. De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft echter geoordeeld dat hij niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, omdat de vlucht vanaf de luchthaven van Rotterdam vertrok. De kantonrechter heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank Rotterdam, waar de bevoegde rechter zich over de vordering zal buigen. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij vertraging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht heeft als de gedaagde zijn woonplaats in Nederland heeft, maar in dit geval is de vervoerder gevestigd in Marokko. De passagiers hebben niet aangetoond dat de vervoerder een vestiging in Nederland heeft die betrokken was bij de uitvoering van de vervoersovereenkomst. De kantonrechter heeft daarom geconcludeerd dat hij onbevoegd is en de zaak heeft doorverwezen naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton, met de instructie dat een van de partijen de andere partij bij exploot moet oproepen voor een nieuwe roldatum.