Uitspraak
Stichting Bewind en Executele Abma Schreurs
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Stichting Bewind en Executele Abma Schreurs, als verzoekende partij, op 25 maart 2025 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, inzake de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar verzocht de kantonrechter om een termijn vast te stellen waarbinnen schuldeisers hun vorderingen kunnen indienen. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking van 12 maart 2025 de vereffenaar benoemd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om te oordelen over nalatenschappen ligt bij de rechter van de laatste woonplaats van de overledene. In het verzoekschrift werd aangegeven dat de laatste woonplaats van de erflater in [plaats 3] was, terwijl in eerdere documenten werd uitgegaan van [plaats 4]. Na een reactie van de vereffenaar is bevestigd dat [plaats 3] de juiste laatste woonplaats is.
Hierdoor concludeert de kantonrechter dat hij niet bevoegd is om het verzoek te behandelen, aangezien de laatste woonplaats van de erflater in een andere jurisdictie ligt. De kantonrechter heeft daarom op grond van artikel 270 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de zaak doorverwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, Bureau Erfrecht. De beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç en openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.