Beoordeling door de rechtbank
5. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".
6. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
7. Om te beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld, moet de rechtbank de volgende vragen beantwoorden.
1. Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning van eiser?
2. Zo ja, heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning?
Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar?
8. Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een matrix overgelegd. In de matrix is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek te zijn aan de woning, mits voldoende rekening is gehouden met de verschillen.
9. De rechtbank acht het vergelijkingsobject [adres 2] qua objecttype (vrijstaande woning) minder vergelijkbaar met de woning. Dit object wordt bij de beoordeling van de waarde van de woning verder buiten beschouwing gelaten. De overige twee vergelijkingsobjecten zijn wel goed vergelijkbaar met de woning van eiser. Deze vergelijkingsobjecten zijn niet te ver van de waardepeildatum verkocht, zijn geschakelde woningen en wat bouwjaar en grootte betreft goed vergelijkbaar met de woning
.De verschillen zijn niet zo groot dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn. De verkoopprijzen van deze twee vergelijkingsobjecten zijn daarom een goed uitgangspunt bij het bepalen van de waarde van de woning.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de verschillen?
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het verweerschrift en de matrix inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
11. Verweerder heeft de gerealiseerde verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten geanalyseerd en daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de transactiedata en de waardepeildatum, met de verschillen in grootte, ligging, kwaliteit en staat van onderhoud en met het al dan niet aanwezig zijn van bijgebouwen. Het op deze wijze analyseren van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten heeft geresulteerd in een prijs per eenheid per vierkante meter gebruiksoppervlakte van € 2.955 voor [adres 3] en € 3.010 voor [adres 4] . Het op gelijke wijze analyseren van de waarde van de woning heeft geleid tot een waarde per vierkante meter gebruiksoppervlakte van € 2.622. De waarde per vierkante meter gebruiksoppervlak van de woning ligt lager dan de prijzen per vierkante meter gebruiksoppervlak van de vergelijkingsobjecten. Verweerder heeft de kwaliteit van de woning als ‘matig’ gekwalificeerd en verwijst daartoe naar de door hem overgelegde foto’s van het object [adres 3] . De kwaliteit van dit vergelijkingsobject is door verweerder als voldoende gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de door eiser overgelegde foto’s niet worden geconcludeerd dat de voorzieningen van de woning anders dan ‘matig‘ moeten worden gekwalificeerd. Verweerder heeft met de kwalificatie ‘matig’ voor de kwaliteit van de woning kenbaar en voldoende rekening gehouden met de door eiser gestelde gedateerde voorzieningen.
12. De stelling van eiser dat verweerder met te veel vierkante meters gerekend bij het vaststellen van de waarde van de woning omdat de zolder van de woning is enkel te betreden met een vlizotrap volgt de rechtbank niet. Uit de matrix en uit de toelichting ter zitting door verweerder blijkt dat aan bergzolders een afzonderlijke waarde wordt toegekend. Voor de woning van eiser is in de waardering geen bergzolder meegenomen. De door verweerder gehanteerde gebruiksoppervlakte van de woning is bovendien lager dan de door eiser in zijn eigen woningwaarderapport gehanteerde gebruiksoppervlakte. Deze grond slaagt niet.
13. Eiser voert verder aan de ligging van de woning nabij bedrijvigheid kan zorgen voor een lagere waarde, omdat het leidt tot meer verkeer en drukte in de omgeving. De ligging bij bedrijvigheid zorgt voor geluidsoverlast en beperkte privacy, wat potentiële kopers kan afschrikken. Verweerder stelt daartegenover dat de woning is gelegen in dezelfde wijk als de vergelijkingsobjecten en dat tussen de woning en de bedrijven een straat met woningen is gelegen. Om deze stelling te onderbouwen heeft verweerder een luchtfoto overgelegd. Uit een andere door verweerder overgelegde foto blijkt dat aan de voorzijde van de woning geen bedrijvigheid te zien is. Het vergelijkingsobject [adres 3] is dicht bij een (overlast gevende) drukke weg gelegen. Dat de ligging van de woning nabij bedrijvigheid zou moeten leiden tot een lagere waarde kan de rechtbank gezien het voorgaande niet volgen.
14. Eiser heeft de middag voor de zitting (15 mei 2025) nog een aantal nieuwe argumenten aangevoerd.
15. Deze argumenten laat de rechtbank vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing, omdat verweerder hierop niet adequaat kon reageren. Van belang is dat de rechtbank op 9 mei 2025 een groot aantal intrekkingen voor deze zitting heeft ontvangen. Hieruit blijkt dat (het kantoor van) de gemachtigde tijdig is begonnen met de voorbereiding van deze zitting. In het feit dat de heer [naam 1] , zoals hij ter zitting heeft verklaard, zelf de definitieve selectie van de zaken na zijn vakantie heeft gedaan, ziet de rechtbank geen rechtvaardiging om een inhoudelijke behandeling van die argumenten desondanks toe te laten.
16. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Hetgeen eiser verder heeft aangevoerd brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.