ECLI:NL:RBNHO:2025:5720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11402157 \ CV EXPL 24-7959
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft [eiser] verzet ingesteld tegen een eerder verstekvonnis waarbij hij was veroordeeld tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de door hem gehuurde woning. De huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is ontbonden vanwege een huurachterstand. [eiser] heeft aangevoerd dat hij een andere huurprijs was overeengekomen en dat hij contante betalingen had gedaan, maar de kantonrechter heeft deze verweren verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand zo groot is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het verzet van [eiser] is ongegrond verklaard en het verstekvonnis is bevestigd. Tevens is [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11402157 \ CV EXPL 24-7959
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in het verzet,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A. Dogan,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in het verzet,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder
De zaak in het kort
[eiser] huurt van [gedaagde] een woning. Hij heeft een huurachterstand laten ontstaan.
Bij een eerder gewezen verstekvonnis zijn de vorderingen van [gedaagde] - onder meer ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand - toegewezen. Hiertegen is door [eiser] verzet ingesteld. De kantonrechter verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis.

1.De procedure

1.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding van 5 september 2024 een vordering ingesteld tegen [eiser]. [eiser] is niet verschenen, waarna [eiser] bij verstekvonnis van 2 oktober 2024 is veroordeeld.
1.2.
Bij dagvaarding van 7 november 2024 is [eiser] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.3.
Op 12 maart 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt met ingang van 1 juni 2018 van [gedaagde] de woonruimte gelegen aan het adres [adres] [plaats 2].
2.2.
In de huurovereenkomst staat onder meer: “
(…) Betalingsverplichtingen, betaalperiode
Per kalendermaand
Huurprijs € 900
Excl. Water/gas/elektra
Extra bijkomende kosten gemeentelijk belasting € 25
Op rekening van huurder
Zodat de huurder in totaal heeft voldaan € 925
De huur en bijkomende kosten dienen voor of op de eerste dag van iedere maand betaald te worden. (…)
Betalingswijze
Huurder zal de huurprijs, en indien daarvan sprake is het bedrag bijkomende kosten, voldoen door storting/overschrijving of met machtiging op Rekeningnummer: [rekeningnummer] T.n.v. [gedaagde]. (…)
Huurder huurt de woning op basis van een excl. Geleverde prijs. De GWL kosten zijn voor de huurder.(…)”
2.3.
[eiser] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.4.
Bij verstekvonnis van 2 juni 2024 heeft de kantonrechter in deze rechtbank de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden op grond van een huurachterstand. [eiser] is verder (onder meer) veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de huurachterstand.
2.5.
Bij dagvaarding van 7 november 2024 is [eiser] in verzet gekomen van het verstekvonnis.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat [eiser] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. Verder heeft [gedaagde] betaling van de huurachterstand gevorderd, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, welke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 2 oktober 2024 (zaaknummer: 11298628 CV EXPL 24-6330) de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Ook zijn de overige vorderingen toegewezen.
3.4.
[eiser] vordert in de verzetdagvaarding ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Subsidiair vraagt [eiser] om een termijn van twee maanden voor het aflossen van de huurachterstand.
3.5.
[eiser] voert daartoe aan dat hij met [gedaagde] een andere huurprijs (een huurprijs van
€ 915,00) is overeengekomen, omdat hij over een eigen internetaansluiting beschikt. Verder voert [eiser] aan dat hij in 2021 één huurtermijn contant heeft betaald. Dit geldt ook voor de huur over de maanden juni, juli en augustus 2024. Tot slot voert [eiser] aan dat het gehuurde allerlei gebreken vertoont. Om die reden is [eiser] vanaf november 2024 in het geheel gestopt met het betalen van de huur.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
[gedaagde] maakt terecht aanspraak op de achterstallige huurpenningen. De door [eiser] aangevoerde verweren slagen niet. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
[eiser] heeft allereerst gesteld dat partijen op enig moment een huurprijs van
€ 915,00 zijn overeengekomen. Deze stelling heeft [eiser] onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om in ieder geval inzichtelijk te maken wanneer de afspraak zou zijn gemaakt. Dit heeft hij niet gedaan. Bij gebrek aan nadere toelichting en onderbouwing gaat de kantonrechter uit van de in de huurovereenkomst opgenomen huurprijs.
4.3.
Ook de stelling van [eiser] dat hij bepaalde huurtermijnen contant heeft betaald slaagt niet. Uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst (zie r.o. 2.2) blijkt dat de huur per bankoverschrijving moet worden voldaan. Dat partijen hier afwijkende afspraken over hebben gemaakt is niet gebleken. Los daarvan heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd wanneer de contante betalingen hebben plaatsgevonden.
4.4.
[eiser] heeft ter zitting nog aangevoerd dat hij de huur vanaf november 2024 niet heeft betaald, omdat sprake is van gebreken in het gehuurde waar [gedaagde] niet adequaat op heeft gereageerd. [eiser] heeft daarom de huurbetalingen opgeschort. De kantonrechter verwerpt dit verweer, omdat [eiser] niet (voldoende) duidelijk heeft gemaakt om welke gebreken het gaat. Ook heeft [eiser] de gebreken niet onderbouwd. Van enig tekortschieten door [gedaagde] is dan ook niet gebleken, laat staan dat sprake zou zijn geweest van een zodanig gebrek dat opschorting van de volledige huurprijs (over de maanden november 2024 tot en met maart 2025) gerechtvaardigd is.
Ontbinding en ontruiming
4.5.
De huurachterstand is zo groot dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen (ontruiming van het gehuurde) rechtvaardigt. Dat [eiser] de huur niet kan betalen, doet niet af aan zijn tekortkoming. Betalingsonmacht komt naar verkeersopvattingen namelijk voor rekening en risico van de debiteur, in dit geval [eiser].
Conclusie
4.6.
De conclusie is dat het verzet van [eiser] ongegrond is en dat het verstekvonnis zal worden bevestigd.
Proceskosten
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis van 2 oktober 2024 met zaak/rolnr. 11298629 \ CV EXPL 24-6330;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 271,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde];
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.