ECLI:NL:RBNHO:2025:5730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
15-158765-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor straatroof met geweld en bedreiging

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 maart 2023 te Purmerend, waar de verdachte samen met een mededader onder bedreiging van geweld een tas en een pet heeft afgenomen van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongen met het mes was en dat hij het tasje van de aangever in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan afpersing en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit uitsloten. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting op 1 mei 2025, waarbij de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie niet ontvankelijk verklaarde, aangezien de voorwaardelijk opgelegde straf al ten uitvoer was gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-158765-23 en 15-012637-21 (vord. tul) (P)
Uitspraakdatum: 1 mei 2025
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15-158765-23 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.P. Visser.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 1 maart 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (buidel)tas (merk Gucci) met inhoud (oa Airpods, zonnebril en een geldbedrag 50 euro) en/of een petje (merk Gucci), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door
- op die [slachtoffer] af te lopen en (vlak) voor hem te gaan staan en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef je tas", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 1 maart 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (buidel)tas (merk Gucci) met inhoud (oa Airpods, zonnebril en een geldbedrag 50 euro) en/of een petje (merk Gucci), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op die [slachtoffer] af te lopen en (vlak) voor hem te gaan staan en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef je tas", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
subsidiairhij op of omstreeks 1 maart 2023 te Purmerend, een (buidel)tas (merk Gucci) met inhoud (oa Airpods, zonnebril en een geldbedrag 50 euro), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het tonen van een mes.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
3.2.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.2.2.
Bewijsoverweging
Op 1 maart 2023 stond de aangever op het perron van station Overwhere te Purmerend. Op enig moment kwamen er twee jongens, afkomstig uit een grotere groep, voor hem staan. Een van de jongens zei dat hij zijn tas moest geven. De aangever voldeed aan dit gebod, omdat hij zag dat de andere jongen een mes in zijn handen had. Vervolgens pakte de eerste jongen de pet van de aangever af.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat er een mes in het spel is geweest, zoals in de aangifte vermeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat juist die omstandigheid er volgens de aangever toe heeft geleid dat hij zijn tasje (met inhoud) heeft afgegeven en er ook overigens onvoldoende aanwijzingen zijn om te twijfelen aan wat de aangever in zijn aangifte heeft verklaard.
De rechtbank komt op grond van het volgende tot de conclusie dat de verdachte de jongen met het mes is geweest en dat hij het tasje van de aangever in zijn bezit heeft gehad. Op beelden uit een trein is te zien dat vrijwel direct na de straatroof twee jongens vanaf voornoemd station deze trein inlopen. De aangever herkent deze twee personen als de jongens die hem – kort gezegd – hebben beroofd. Een van deze jongens is door meerdere politieambtenaren herkend als de verdachte. Op de beelden is verder waargenomen dat de verdachte een tasje in zijn handen heeft dat hij vervolgens in de rugtas van de andere jongen (hierna: de medeverdachte) stopt. Gelet op de beschrijving die de aangever van zijn tasje heeft gegeven en de beschrijving van het tasje dat op de beelden is gezien – bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen – komt de rechtbank tot de conclusie dat dit het tasje is van de aangever. Daarnaast heeft de medeverdachte een petje in zijn handen dat de aangever heeft herkend als zijn pet.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met de medeverdachte – kort gezegd – de aangever heeft beroofd, en dat de verdachte degene was die het mes in zijn handen had.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (buidel)tas (merk Gucci) met inhoud (oa Airpods, zonnebril en een geldbedrag 50 euro) die aan [slachtoffer] toebehoorde door
- op [slachtoffer] af te lopen en (vlak) voor hem te gaan staan en
- [slachtoffer] een mes te tonen en
- tegen [slachtoffer] te zeggen "Geef je tas", althans woorden van soortgelijke aard of strekking;
en
hij op 1 maart 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander, een petje (merk Gucci), dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- op [slachtoffer] af te lopen en (vlak) voor hem te gaan staan en
- [slachtoffer] een mes te tonen.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door
twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een straatroof. Onder bedreiging van een mes hebben zij een tas (met inhoud) en een pet buitgemaakt. De verdachte heeft geen enkel respect gehad voor het eigendom van een ander. Daarnaast hebben de verdachte en zijn mededader een zeer bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd voor het destijds vijftienjarige slachtoffer. Het incident vond bovendien plaats op een perron, waar ook anderen aanwezig waren. Dit soort feiten versterkt het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving.
Gelet op de ernst van het strafbare feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur het uitgangspunt.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 12 maart 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen drie jaren, drie keer (onherroepelijk) is veroordeeld, waaronder in 2022 voor een diefstal met bedreiging met geweld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen. Daarnaast liep de verdachte tijdens het ten laste gelegde feit in een proeftijd. De rechtbank weegt dit alles in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 27 februari 2024. In dit rapport staat beschreven dat de verdachte een zeer belaste voorgeschiedenis heeft met zeer ingrijpende ervaringen in de gezinssituatie. Uit deze rapportage komt een ronduit zorgwekkend beeld naar voren. De reclassering overweegt dat gelet op
“de zorgelijke situatie, de ernst van de delicten en het recidiverisico (…) bijzondere voorwaarden geïndiceerd”zijn, maar dat die
“echter niet uitvoerbaar (zijn) gezien het gebrek aan responsiviteit”. Uit het rapport volgt verder dat eerdere reclasseringscontacten
“zijn mislukt”. Bij die stand van zaken en nu de verdachte – ondanks dat hem daartoe tweemaal de gelegenheid is geboden – niet op de zitting aanwezig is geweest en ook zijn advocaat niet heeft gemachtigd, ziet de rechtbank – hoewel an sich wenselijk – in redelijkheid geen mogelijkheid voor het stellen van bijzondere voorwaarden. Zij zal dan ook een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het uitgangspunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is een gevangenisstraf van zes maanden. In deze zaak komen daar als strafverzwarende omstandigheden bij dat sprake is van medeplegen, dat er een steekwapen is getoond en dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de jonge en kwetsbare verdachte echter aanleiding om ondanks deze strafverhogende factoren een straf op te leggen conform voornoemd uitgangspunt.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging, aangezien de voorwaardelijk opgelegde straf al ten uitvoer is gelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15-012637-21.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. de Bont, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2025.