ECLI:NL:RBNHO:2025:5731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
15/248266-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling binnen het gezin met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote in drie opeenvolgende nachten heeft verkracht en zijn dochter gedurende meerdere jaren heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs was voor de aangiften. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.000 toegewezen aan de benadeelde partij, de echtgenote van de verdachte, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/248266-24
Uitspraakdatum: 1 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

1
hij in op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel heeft gedrukt/gezet en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft meegetrokken en/of
- zijn, verdachtes handen om de keel van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 april 2022 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend zijn (minderjarig) kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] (telkens) heeft geslagen en/of geschopt tegen haar lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zowel van feit 1 als feit 2 dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] of aangeefster) niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt, omdat deze op verschillende punten niet blijkt te kloppen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, nu de door aangeefster genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman ook bepleit dat niet voldaan is aan het bewijsminimum, omdat er geen steunbewijs is voor de aangifte van [slachtoffer 2]. De algemene verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte zijn kinderen zou hebben mishandeld is te onbepaald en kan, gelet op de gehele context en haar eigen aangifte, niet bijdragen aan het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering feit 1
Bewijsminimum in zedenzaken
De rechtbank stelt voorop dat bij zedenzaken doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij het ten laste gelegde: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, kan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één persoon (bijvoorbeeld degene die aangifte heeft gedaan). Voor een bewezenverklaring moet in ieder geval sprake zijn van een ander bewijsmiddel dat aan die verklaring voldoende steun biedt. Niet vereist is dat ieder onderdeel van de bewezenverklaring wordt ondersteund. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in een ander bewijsmiddel, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer.
Gelet op het verweer van de verdediging zal de rechtbank eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
De verklaringen van aangeefster
De verklaringen die aangeefster in 2023 bij de politie heeft afgelegd, komen er – kort gezegd – op neer dat de verdachte, haar echtgenoot, haar in december 2013 tijdens drie opeenvolgende nachten bij hen thuis heeft verkracht. De eerste nacht lag zij in bed te slapen toen de verdachte plotseling op haar kwam liggen, haar begon te kelen en tegen haar begon te schreeuwen. Vervolgens heeft hij haar met geweld vaginaal gepenetreerd. De tweede nacht was zij bij haar dochter op de kamer gaan liggen in de hoop dat zij met rust gelaten zou worden. De verdachte is toen naar de slaapkamer van hun dochter gegaan, heeft een mes op de keel van aangeefster gezet en haar aan haar haren naar hun slaapkamer getrokken. Daar heeft hij haar op bed geduwd en haar opnieuw vaginaal gepenetreerd zoals de nacht ervoor. De derde nacht was aangeefster weer in hun eigen bed gaan liggen. Toen de verdachte naar bed ging, verkrachtte hij haar opnieuw. Zij riep ‘nee, nee, nee’, hield haar handen voor haar borsten en probeerde haar benen niet mee te laten geven. Zij verklaarde dat zij zo fysiek wilde aangeven dat zij niet wilde, maar dat dat niet lukte omdat de verdachte fysiek sterker is. Hij drukte haar benen uit elkaar met zijn armen en heeft haar weer vaginaal verkracht. Na drie nachten hield het op, zij weet niet waarom.
In 2022 heeft [slachtoffer 1] in een schriftelijk verslag voor de Blijf Groep geschreven dat zij in december 2013 drie nachten achter elkaar is verkracht door haar man. Zij schrijft dat hij haar heeft gewurgd en dat hij ook twee of misschien drie nachten een mes heeft gebruikt. De tweede nacht is zij bij haar dochter op de kamer gaan liggen in de hoop dat hij haar met rust zou laten, maar hij heeft haar aan haar haren getrokken met een mes in zijn handen, schreeuwend.
In 2014 of 2015 heeft [slachtoffer 1] volgens getuige [naam] tegen hem gezegd dat zij door de verdachte werd geslagen, mishandeld en verkracht. Zij heeft verteld dat ze bij haar keel werd gegrepen. Verder heeft ze geen details aan hem verteld, en hij is er ook niet dieper op ingegaan.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is. [slachtoffer 1] heeft in 2023 bij de politie consistent en gedetailleerd verklaard over hetgeen haar is overkomen. Wat zij in 2022 in een verslag heeft geschreven wijkt daar enigszins van af, namelijk dat de verdachte haar twee of drie nachten in plaats van één nacht met een mes zou hebben bedreigd, maar dat doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de essentie van haar verklaringen. Ook hetgeen zij een aantal jaren daarvoor tegen getuige [naam] heeft verteld, komt in essentie overeen met haar latere verklaringen. De conclusie is daarom dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en bruikbaar is voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster daarnaast in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv wordt voldaan, en overweegt daartoe het volgende.
De aangifte vindt in de eerste plaats steun in de verklaring van getuige [naam]. Hij verklaart weliswaar grotendeels over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft verteld, maar [naam] benoemt ook de zeer hevige emoties die hij heeft waargenomen bij [slachtoffer 1] toen zij hem over de verkrachtingen vertelde, namelijk dat zij (zo begrijpt de rechtbank) hartverscheurend huilde.
Verder steunbewijs ziet de rechtbank in de doorverwijzing van de huisarts van [slachtoffer 1] voor nader onderzoek en eventueel behandeling. De huisarts geeft aan dat de verkrachtingen mogelijk bekkenbodemklachten hebben veroorzaakt en dat die bijdragen aan de buikpijnklachten van [slachtoffer 1].
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende bewijs om het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te achten.
3.3.3.
Bewijsmotivering feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] of aangeefster), de dochter van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte haar vaak sloeg en ook schopte. In de hiervoor genoemde aangifte van [slachtoffer 1] heeft zij verklaard dat de verdachte de kinderen heeft geslagen.
Dat [slachtoffer 2] aangifte zou hebben gedaan om haar moeder te ondersteunen in de lopende echtscheidingsprocedure, zoals de verdachte ter zitting heeft gesuggereerd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De aangifte van [slachtoffer 2] komt immers in grote lijnen overeen met hetgeen zij al in 2022, dus ruim voor de aangifte van [slachtoffer 1], aan Veilig Thuis heeft verteld. De verdediging heeft niet gemotiveerd waarom de aangifte van [slachtoffer 1] niet zou kunnen worden gebruikt voor het bewijs van de mishandeling van [slachtoffer 2]. Zoals hierboven al aangegeven, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar, zodat ook deze kan worden gebruikt voor het bewijs van de mishandeling van [slachtoffer 2].
Op grond hiervan acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte telkens zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] een mes tegen de keel heeft gezet en
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft meegetrokken en
- zijn, verdachtes, handen om de keel van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 april 2022 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, telkens opzettelijk mishandelend zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2], telkens heeft geslagen en geschopt tegen haar lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de verblijfplaats van [slachtoffer 2], met een proeftijd van drie jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het grote tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gevraagd een taakstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zijn echtgenote drie keer verkracht in drie opeenvolgende nachten in hun gezamenlijke woning. Hiermee heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid, wat te meer geldt nu deze feiten plaats hebben gevonden in de woning van de verdachte, het slachtoffer en hun drie kinderen. Dit is juist een plek waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Slachtoffers van feiten als het onderhavige lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van wat hun is aangedaan. Dit blijkt ook uit de PTSS-diagnose die [slachtoffer 1] bij haar slachtofferverklaring heeft gevoegd.
Daarnaast heeft de verdachte zijn dochter gedurende een periode van enkele jaren meermalen mishandeld door haar te slaan en te schoppen. Zij was in die periode nog zeer jong, tussen de zes en elf of twaalf jaar oud. Kindermishandeling is een ernstige vorm van mishandeling. De dochter van de verdachte is in de besloten omgeving van haar huis mishandeld, een omgeving waar zij zich veilig zou moet kunnen voelen. Bovendien is zij mishandeld door haar vader, degene die haar juist geborgenheid en veiligheid zou moeten bieden. Het is algemeen bekend dat kinderen hierdoor het vertrouwen in volwassenen kunnen verliezen en trauma’s kunnen oplopen die in hun verdere leven een rol kunnen blijven spelen.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het blanco strafblad van de verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het advies van de reclassering van 7 maart 2025. Uit dit advies blijkt dat de reclassering geen inschatting kan maken van het recidiverisico omdat de verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Omdat de ex-partner en de kinderen sinds april 2022 niet meer samenwonen met de verdachte, is het risico op huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens aangevers volgens de reclassering sterk afgenomen. Op basis van statische gegevens is volgens het risicotaxatie-instrument STATIC-99R het risico op recidive laag. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Gezien de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank enkel oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd. Daarbij ziet de rechtbank, mede in het licht van het advies van de reclassering, geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in (tot op zekere hoogte) vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat hij inmiddels zelf professionele hulp heeft gezocht. Verder neemt de rechtbank mee dat een deel van de bewezenverklaarde feiten inmiddels meerdere jaren geleden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is desondanks van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en dat geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden moet worden opgelegd.
De rechtbank zal geen contactverbod of locatieverbod opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte, sinds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in 2023 aangifte tegen hem hebben gedaan, contact met hen heeft gezocht op een wijze waartegen zij moeten worden beschermd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. D.J. Klock, advocaat te Haarlem, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 1], een vordering tot schadevergoeding van € 5.000, - ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak, subsidiair dat het gevorderde bedrag te hoog is en dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Uit de brief van HSK Groep van 14 juni 2022, die bij het verzoek tot schadevergoeding is gevoegd, volgt dat [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Uit de brief blijkt dat deze stoornis onder meer voortkomt uit het seksuele geweld door de verdachte tegen [slachtoffer 1]. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] voldoende heeft onderbouwd dat zij (mede) als gevolg van het handelen van de verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen, zodat de grondslag voor vergoeding van immateriële schade en het causale verband zijn gegeven.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van het toe te kennen bedrag rekening gehouden met de aard en de duur van het seksueel misbruik. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 5.000, - billijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: verkrachting, meermalen gepleegd) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 242, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000, - bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000, - bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zestig dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)