ECLI:NL:RBNHO:2025:5735

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
15-174498-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige zus van partner met bewezenverklaring en straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruiken van het minderjarige zusje van zijn toenmalige partner. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten tussen de 12 en 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij toegewezen ter hoogte van € 12.712,03.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld en heeft deze als betrouwbaar aangemerkt, ondanks de tijd die verstreken is sinds de feiten.

De rechtbank heeft ook de impact van het misbruik op het slachtoffer in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen, waarbij de materiële schade tot een bedrag van € 2.712,03 en immateriële schade tot € 10.000,00 werd erkend. De rechtbank heeft de verdachte ook een contactverbod opgelegd met het slachtoffer voor de duur van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-174498-24 (P)
Uitspraakdatum: 27 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende aan de [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van Westen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij een minderjarig meisje seksueel heeft misbruikt. Kort gezegd is aan hem ten laste gelegd dat hij:
primair
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 september 2015 met [slachtoffer], die toen tussen 12 en 16 jaar oud was, meerdere malen ontucht heeft gepleegd, dat (mede) bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair
in die periode ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd van de zaak kennis te nemen, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent ontucht te hebben gepleegd met de aangeefster. Zijn raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Volgens de raadsvrouw zijn de belastende verklaringen in het dossier inconsistent, ongeloofwaardig, niet specifiek en beïnvloed door externe factoren en is niet aan het bewijsminimum voldaan.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Juridisch kader
In zedenzaken zijn vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedragingen aanwezig geweest, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedragingen ontkent, zijn de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige directe bewijsmiddel.
Het bewijs dat een verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering). De feiten en omstandigheden waarover hij of zij verklaart, mogen niet op zichzelf staan, maar moeten volgens vaste rechtspraak voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron.
Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar zijn, en of die verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het benodigde steunbewijs moet zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Toepassing van het juridisch kader
De aangeefster is de jongere zus van de toenmalige vrouw van de verdachte. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar heeft misbruikt in de periode dat zij 12 tot 15 jaar oud was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de aangeefster consistent en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, die de verdachte met haar heeft gepleegd. Zij benoemt concrete gebeurtenissen en vermeldt details met betrekking tot de plaats en de wijze waarop de seksuele handelingen plaatsvonden.
De rechtbank onderkent dat de ten laste gelegde gebeurtenissen jaren geleden hebben plaatsgevonden en dat aangeefster ten tijde van de verweten handelingen nog een kind was. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor de getroebleerde verhoudingen tussen de families van de aangeefster en de verdachte, waarbij er ook een omgangskwestie speelt over de kinderen van de verdachte en zijn ex-vrouw. De rechtbank is daarom behoedzaam met de verklaring van de aangeefster omgegaan. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat haar verklaring als geloofwaardig en betrouwbaar kan worden aangemerkt en tot uitgangspunt kan worden genomen bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit. Anders dan de raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd, doet het feit dat de aangeefster therapie heeft gevolgd voordat zij besloot om aangifte te doen, naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring. Doorslaggevend voor dat oordeel is dat uit het medisch journaal van de huisarts blijkt dat de aangeefster reeds in 2015 heeft aangegeven bij de huisarts seksueel misbruikt te zijn door de verdachte. Daarnaast heeft [naam], nu 25 jaar oud, aan de politie verteld dat de aangeefster haar aan het eind van de basisschool of het begin van de brugklas over het seksueel misbruik vertelde.
Gelet op de melding bij de huisarts in 2015 en de omstandigheid dat de aangeefster [naam] in de genoemde periode over het seksueel misbruik door de verdachte heeft verteld, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de aangeefster aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik om een omgangsregeling van de verdachte met zijn kinderen te frustreren, zoals door de verdediging naar voren gebracht, nu uit het dossier blijkt dat de verdachte en zijn ex-vrouw eerst rond 2020 uit elkaar zijn gegaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of naast de verklaring van de aangeefster sprake is van voldoende steunbewijs voor de ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vindt in het dossier, namelijk in de verklaring van haar moeder en in hetgeen haar broer tegen de politie heeft verteld. Zij hebben afzonderlijk van elkaar aan de politie verteld dat zij, nadat de aangeefster hun voor het eerst had verteld over het seksueel misbruik, naar het huis van de verdachte zijn gegaan, hem daarmee hebben geconfronteerd en dat hij daarop het seksueel misbruik heeft erkend. De rechtbank acht daarbij van belang dat de broer van de aangeefster aan de politie heeft verteld dat hij het contact met zijn zusje en zijn moeder inmiddels had verbroken. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat hij er geen belang bij had om in strijd met de waarheid het verhaal van zijn zus op dit punt te bevestigen en dat hij ook niet met zijn moeder heeft afgestemd wat zij aan de politie zouden vertellen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2015 te Grootebroek, gemeente Stede Broek, en te Hoorn, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en vaginale gemeenschap gehad met die [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- gelikt aan de vagina van die [slachtoffer] en
- gelikt aan de borst(en) van die [slachtoffer] en
- de benen en de borsten en de vagina van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] gekust.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaar wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de gemeente Grootebroek.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het contact- en locatieverbod af te wijzen. Aangeefster zou zelf contact zoeken met de verdachte. Daarnaast hebben de verdachte en zijn partner familie wonen in Grootebroek en Andijk.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
De verdachte heeft ruim drie jaar lang het zusje van zijn toenmalige partner seksueel misbruikt. De aangeefster was 12 jaar oud toen dit begon. Het betreft vergaand misbruik, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op haar had en alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, zonder zich te bekommeren om de schade die hij daarmee bij de aangeefster aanrichtte. In het algemeen geldt dat dit soort feiten langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling van jeugdige slachtoffers. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring en de toelichting op het verzoek om schadevergoeding blijkt dat dit ook bij de aangeefster het geval is. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Daarbij neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat het ging om onbeschermde seks.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank dus niet in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het door de reclassering over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 14 november 2024. Gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte kan de reclassering geen risicofactoren vaststellen. De reclassering schat het recidiverisico als matig-laag in en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Indien de rechtbank besluit tot het opleggen van een voorwaardelijk deel en de verdachte aangeeft zijn medewerking te verlenen, adviseert de reclassering een meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij niet inziet waarvoor hij een behandeling zou moeten ondergaan.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van het feit, de duur van het seksuele misbruik en de impact daarvan op de aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Gelet op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde en de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Contactverbod
De rechtbank zal aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), bestaande uit een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een overtreding van het contactverbod twee weken vervangende hechtenis tot gevolg heeft, met een totale duur van de vervangende hechtenis van maximaal zes maanden. De rechtbank zal de duur van deze maatregel bepalen op drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank zal de verdachte geen locatieverbod opleggen, omdat de noodzaak hiervan onvoldoende is gebleken.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft op 28 februari 2025 een vordering tot schadevergoeding van € 23.753,38 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft op 10 maart 2025 een aanvulling toegezonden, waarin de vordering tot schadevergoeding werd bijgesteld naar € 23.110,70. De gestelde schade bestaat uit € 3.110,70 aan materiële en € 20.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat er zorgkosten zijn gemaakt en dat onduidelijk is of de benadeelde partij de reis- en parkeerkosten zelf heeft gemaakt. Tevens dient het gevorderde immateriële schadebedrag te worden gematigd.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
1. zorgkosten, bestaande uit het eigen risico 2021 tot en met 2025: € 1.925,00;
2. reiskosten behandeling: € 948,19;
3. parkeerkosten behandeling: € 186,75;
4. kosten medische inlichtingen: € 50,76.
Ten aanzien van kostenpost 1 overweegt de rechtbank dat uit het afsprakenoverzicht van de GGZ niet blijkt dat er in 2022 behandelingen hebben plaatsgevonden, zodat niet kan worden vastgesteld dat in dat jaar het eigen risico is betaald ten behoeve van de afspraken bij de GGZ. Voor de jaren 2021, 2023, 2024 en 2025 is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij psychologische hulp heeft gehad en daarvoor het eigen risico heeft moeten betalen. De rechtbank acht deze post tot een bedrag van € 1.540,00 toewijsbaar.
Met betrekking tot kostenposten 2 en 3 overweegt de rechtbank dat uit het afsprakenoverzicht blijkt dat er 82 afspraken op locatie hebben plaatsgevonden waarvoor reis- en parkeerkosten zijn gemaakt. De rechtbank acht post 2 toewijsbaar tot een bedrag van € 936,77 en post 3 toewijsbaar tot een bedrag van € 184,50.
Ook kostenpost 4 is voldoende onderbouwd en acht de rechtbank toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 2.712,03 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering met medische stukken en het verhandelde ter terechtzitting. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de normschending (het seksueel misbruik), de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare zaken aan smartengeld worden toegekend. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 245 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
MaatregelC
ontactverbod
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van vervangende hechtenis van maximaal zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 12.712,03 (twaalfduizend zevenhonderdtwaalf euro en drie eurocent), bestaande uit € 2.712,03 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • € 10.000,00 vanaf 30 april 2015; en
  • € 2.712,03 vanaf 28 februari 2025;
tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 12.712,03te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 10.000,00 vanaf 30 april 2015 en over een bedrag van € 2.712,03 vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 98 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 15 september 2015 te Grootebroek, gemeente Stede Broek, en/of te Hoorn en/of te Opperdoes, gemeente Medemblik, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of (vaginale) gemeenschap gehad met die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of die [slachtoffer] gevingerd en/of
- gelikt aan de vagina van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] gebeft en/of
- gelikt aan de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- de/het be(e)n(en) en/of de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] gezoend en/of gekust;
subsidiairhij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 15 september 2015 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, en/of te Hoorn en/of te Opperdoes, gemeente Medemblik, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het een en/of meermalen:
- likken aan de vagina van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] beffen en/of
- likken aan de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- betasten van de/het be(e)n(en) en/of de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zoenen en/of kussen van die [slachtoffer].