Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
gemachtigde: mr. E.A. de Waart.
Rechtbank Noord-Holland
Op 2 april 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter mr. J.S. Reid, ingediend door verzoeker A. [verzoeker]. Het verzoek tot wraking werd afgewezen omdat het te laat was ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker op 31 januari 2025, en in ieder geval op 5 februari 2025, op de hoogte was van de feiten die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. Verzoeker had het verzoek dus eerder moeten indienen, namelijk zo spoedig mogelijk na 5 februari 2025. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Ten overvloede overwoog de wrakingskamer dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het verzoek zou zijn afgewezen. De aangevoerde feiten en omstandigheden gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in beginsel onpartijdig is, tenzij er objectieve gronden zijn voor de vrees van partijdigheid. De eerdere betrokkenheid van de rechter in een andere procedure rechtvaardigde niet de vrees dat hij de verzoekschriftprocedure niet onpartijdig zou kunnen behandelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.