ECLI:NL:RBNHO:2025:5879

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
10896034 \ CV EXPL 24-663
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding van meerkosten door vervoerder na annulering van vlucht

In deze zaak vorderde de passagier compensatie en vergoeding van meerkosten van een zelf geboekte alternatieve vlucht na de annulering van haar vlucht door de vervoerder, Finnair OYj. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Hong Kong via Helsinki, maar de vervoerder annuleerde de vlucht. De vervoerder betwistte dat de passagier een bevestigde boeking had en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat het verweer van de vervoerder niet slaagde, omdat hij niet voldoende had aangetoond dat de passagier zelf had afgezien van deelname aan de vlucht voor de annulering. Bovendien had de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen, aangezien hij geen alternatieve vlucht had aangeboden. De kantonrechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie en dat de gevorderde meerkosten voor de alternatieve vlucht noodzakelijk, passend en redelijk waren. De vordering van de passagier werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10896034 \ CV EXPL 24-663
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Vantaa, Finland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie en vergoeding van de meerkosten van een zelf geboekte alternatieve vlucht van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwist dat de passagier een bevestigde boeking had voor de vlucht en voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Het verweer van de vervoerder slaagt niet omdat hij onvoldoende concreet heeft gemaakt dat de passagier al voor de annulering zelf van deelname aan de vlucht heeft afgezien. Ook heeft hij niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging vanwege de annulering te voorkomen of te beperken omdat hij de passagier geen alternatieve vlucht heeft aangeboden. Daarmee heeft hij ook niet voldaan aan zijn verplichting tot het bieden van bijstand. De door de passagier gevorderde meerkosten waren noodzakelijk, passend en redelijk om dit verzuim van de vervoerder goed te maken. Daarom wordt de vordering van de passagier toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens vermeerdering en wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eiseres, tevens vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.
De feiten
2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 4 januari 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Helsinki, Finland, naar Hong Kong, China, met vluchtcombinatie AY1302 en AY101.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AY101 van Helsinki naar Hong Kong (hierna: de vlucht) geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft op eigen initiatief een alternatieve vluchtcombinatie naar de eindbestemming geboekt.
2.4.
De passagier heeft daarom compensatie en vergoeding van kosten van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert, na wijziging van eis, dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.283,93, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen direct na de annulering, tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 166,86 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,-. [1] Daarnaast stelt zij dat de vervoerder niet aan zijn verplichtingen uit de Verordening heeft voldaan door haar na de annulering niet om te boeken naar een alternatieve vlucht. Hierdoor heeft zij extra kosten moeten maken om zelf een alternatieve vlucht naar de eindbestemming te boeken. De passagier vordert daarom vergoeding van de meerkosten van deze zelf geboekte alternatieve vlucht.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagier heeft haar eis bij repliek gewijzigd en vermeerderd en vervolgens bij akte verminderd. Omdat de vervoerder bij dupliek geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eiswijziging en hij inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de gewijzigde vorderingen, zal de kantonrechter bij de beoordeling uitgaan van de gewijzigde vorderingen.
Vordering tot compensatie
4.3.
De vervoerder betwist primair dat de passagier een bevestigde boeking had voor de vlucht. [2] De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder weliswaar erkent dat hij de vlucht op 29 december 2021 heeft geannuleerd, maar dat hij aanvoert dat de passagier op dezelfde dag zelf de vervoersovereenkomst heeft ontbonden en daarbij heeft verzocht om terugbetaling van de ticketprijzen. Daarom was de Verordening daarna niet meer van toepassing, aldus de vervoerder.
4.4.
Dit betoog van de vervoerder slaagt niet. Vast staat immers dat de passagier aanvankelijk een bevestigde boeking voor de vlucht had en dat de vervoerder de vlucht op 29 december 2021 heeft geannuleerd. Voor zover de vervoerder met zijn verweer bedoelt dat de passagier op diezelfde dag – maar nog vóór de annulering van de vlucht door de vervoerder – zelf heeft gekozen om af te zien van deelname aan de vlucht, heeft hij dit onvoldoende concreet gemaakt. De enkele omstandigheid dat zij om terugbetaling van de ticketprijs heeft gevraagd, maakt dit niet anders, omdat zij dit ook gevraagd kan hebben nadat haar was medegedeeld dat de vlucht was geannuleerd.
4.5.
Omdat vaststaat dat de vlucht is geannuleerd, moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.6.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen of te beperken.
4.7.
De passagier heeft betwist dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen. Zij voert aan dat de vervoerder haar geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. Het aan haar verzonden annuleringsbericht vermeldt dat er geen alternatieve vluchten kunnen worden aangeboden. De vervoerder heeft daar tegenin gebracht dat zij de vervoerder ook niet heeft gevraagd om een alternatieve vlucht te zoeken. Als zij dat wel had gedaan, dan had de vervoerder een alternatief voor haar gevonden, aldus de vervoerder.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het Hof heeft geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [4] Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder daar in dit geval niet aan voldaan. Hij heeft de passagier namelijk niet omgeboekt naar een alternatieve vlucht, terwijl er, gelet op zijn betoog, schijnbaar wel alternatieven beschikbaar waren. De omstandigheid dat de passagier daar niet om heeft gevraagd, maakt dat in dit geval niet anders. Het annuleringsbericht vermeldt namelijk expliciet dat de vervoerder haar geen alternatieve vlucht kon aanbieden. Onder deze omstandigheden kan haar niet worden verweten dat zij niet alsnog contact heeft opgenomen met de vervoerder voor een alternatieve vlucht naar de eindbestemming of dat zij vervolgens om terugbetaling van de vliegtickets heeft gevraagd. Daarmee heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Dit betekent dat, ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagier moet compenseren.
Vordering tot vergoeding van meerkosten van de alternatieve vlucht
4.9.
De Verordening biedt gestandaardiseerde rechten bij annulering, vertraging of instapweigering en biedt in beginsel geen grondslag voor het vorderen van schadevergoeding. Het Hof heeft echter geoordeeld dat een passagier van een geannuleerde vlucht zich, om compensatie te verkrijgen, kan beroepen op de niet-nakoming door de luchtvaartmaatschappij van onder meer haar verplichting om bijstand te bieden. [5] Hieronder valt ook haar plicht om informatie te verstrekken. Deze compensatie is wel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij goed te maken. [6]
4.10.
Zoals hiervoor overwogen, heeft de vervoerder niet voldaan aan zijn plicht om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagier beschikbaar te stellen. Doordat hij de passagier niet de mogelijkheid heeft geboden voor een alternatieve vlucht naar de eindbestemming, heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter evenmin voldaan aan zijn plicht om bijstand te bieden. Zij had immers niet de keuze tussen een alternatieve vlucht naar de eindbestemming en terugbetaling van de ticketkosten. [7]
4.11.
De passagier stelt dat zij als gevolg hiervan zelf een alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft geboekt en dat de meerkosten daarvan ten opzichte van de oorspronkelijke ticketprijs € 683,93 bedroegen. Zij verwijst hierbij naar een productie 7 bij conclusie van repliek. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de genoemde productie niet bij de conclusie van repliek is gevoegd. De passagier heeft daar bij akte tegenin gebracht dat het document ook al als productie 1 bij de dagvaarding was gevoegd.
4.12.
De kantonrechter overweegt dat de boekingsbevestiging van de alternatieve vlucht al bij de dagvaarding is gevoegd en de vervoerder niet anderszins heeft betwist dat de passagier deze kosten heeft gemaakt voor de het boeken van de alternatieve vlucht. Daarom staat vast dat de passagier € 683,93 aan meerkosten heeft betaald voor het boeken van de alternatieve vlucht. Resteert de vraag of deze kosten noodzakelijk, passend en redelijk waren in verhouding tot het verzuim van de vervoerder om bijstand te bieden. Gelet op de omstandigheden van dit geval, is de kantonrechter van oordeel dat de extra reiskosten van de passagier noodzakelijk, passend en redelijk waren. De vervoerder heeft immers geen alternatieve vlucht aangeboden, waardoor de passagier genoodzaakt was om zelf een vlucht te boeken. Nu de vervoerder verder geen verweer heeft gevoerd tegen deze vordering van de passagier, zullen de gevorderde meerkosten van de alternatieve vlucht eveneens worden toegewezen. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.13.
Voor wat betreft de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente, moet onderscheid worden gemaakt tussen de vordering tot compensatie en de vordering tot vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht.
4.14.
Voor de vordering tot compensatie geldt dat de daarover gevorderde rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [8] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente over de compensatie wordt daarom toegewezen vanaf 4 januari 2022.
4.15.
Voor de vordering tot vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht geldt dat een schriftelijke ingebrekestelling is vereist waarin de vervoerder een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. De vervoerder is na afloop van die termijn in verzuim. [9] De passagier heeft niet gesteld op welk moment de vervoerder met de betaling van dit gedeelte van de hoofdsom in verzuim was. Daarom wordt de wettelijke rente over dit gedeelte van de hoofdsom toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.16.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft niet betwist dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt, zodat dit vast staat. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.17.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagier heeft daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum had.
4.18.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.450,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 4 januari 2022, en over € 850,79 vanaf 3 januari 2024, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,79;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 510,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 aanhef en onder a van de Verordening.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
5.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
6.HvJEU 8 juni 2023, C-49/22, ECLI:EU:C:2023:454.
7.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
8.Artikel 6:83 sub b BW.
9.Artikel 6:82 lid 1 BW.