ECLI:NL:RBNHO:2025:5899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11134851 \ CV EXPL 24-3567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van compensatie aan passagier door vervoerder na vertraagde vlucht en verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon Etihad Airways PJSC, hierna de vervoerder, en een passagier. De vervoerder was bij verstek veroordeeld tot betaling van compensatie aan de passagier vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Bangalore via Abu Dhabi. De passagier had een vordering ingesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, waarin compensatie is geregeld voor passagiers bij vertragingen. De vervoerder stelde in verzet dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een latere vertrektijd opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging deels het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat de passagier zijn aansluitende vlucht had kunnen halen zonder deze omstandigheden. Het verzet van de vervoerder werd gegrond verklaard, het verstekvonnis werd vernietigd en de oorspronkelijke vordering van de passagier werd afgewezen. De passagier werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11134851 \ CV EXPL 24-3567
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Etihad Airways PJSC
gevestigd te Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten
eiser in het verzet
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.B. van Beveren (Kneppelhout & Korthals N.V.)
tegen
[gedaagde 1]
wonende te [plaats]
gedaagde in het verzet
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
De zaak in het kort
De vervoerder is bij verstek veroordeeld tot betaling van compensatie aan de passagier vanwege een vertraagde vlucht. In verzet stelt de vervoerder dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een latere opgelegde vertrektijd door de luchtverkeersleiding. Het verweer van de vervoerder slaagt en de oorspronkelijke vordering van de passagier wordt alsnog afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding;
- het verstekvonnis van de kantonrechter van 24 april 2024;
- de verzetdagvaarding;
- de conclusie van antwoord in het verzet;
- de conclusie van repliek in het verzet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 20 juni 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten, naar Bangalore, India, met vluchtcombinatie EY78 en EY216.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht EY78 van Amsterdam naar Abu Dhabi (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee hij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,-. [1]
3.3.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde, behalve de buitengerechtelijke incassokosten en daarover gevorderde wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder vordert in de verzetdagvaarding om het verstekvonnis te vernietigen en de oorspronkelijke vordering van de passagier alsnog af te wijzen, met veroordeling van de passagier in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
De vervoerder heeft daartoe verweer gevoerd. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]
3.6.
De passagier betwist dit. Op de stellingen van partijen wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder is de vlucht met een vertraging van 2 uur en 6 minuten vertrokken. Ten aanzien van 40 minuten daarvan doet hij geen beroep op buitengewone omstandigheden. De overige 86 minuten vertraging werden veroorzaakt doordat de luchtverkeersleiding een latere vertrektijd aan het toestel heeft opgelegd. Deze beperkingen van de luchtverkeersleiding waren weer het gevolg van de overbelasting van de beveiligingsfaciliteiten op Schiphol en drukte op de startbaan. Onderweg heeft de vlucht zes minuten vertraging in kunnen halen, waardoor deze uiteindelijk met een vertraging van twee uur is geland. Daardoor heeft de passagier de aansluitende vlucht gemist. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar een vluchtrapport en berichten van de luchtverkeersleiding.
4.4.
De passagier betwist dit. Hij voert – samengevat – aan dat de vertraging is veroorzaakt doordat de vervoerder zelf heeft gekozen om op alle passagiers te wachten. Als hij dat niet had gedaan, had de vlucht tijdig uitgevoerd kunnen worden. Daarnaast had de vervoerder kunnen anticiperen op de beperkingen op Schiphol door vluchten te wisselen, aldus de passagier.
4.5.
De vervoerder heeft daar tegenin gebracht dat aan het toestel om 10:10 uur een vertrektijd van 13:02 uur werd opgelegd door de luchtverkeersleiding. Daarna is de opgelegde vertrektijd nog een aantal keer gewijzigd naar, uiteindelijk, 14:07 uur. Hij had niet de keuze om toch eerder te vertrekken, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat 86 minuten van de vertrekvertraging van de vlucht het gevolg waren van een latere opgelegde vertrektijd door de luchtverkeersleiding. De passagier heeft onvoldoende concreet toegelicht dat deze beperking voorkomen kon worden door eventueel niet op (andere) passagiers te wachten. Als een toestel een beperking opgelegd krijgt door de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De achterliggende reden voor de beperking is in beginsel niet relevant. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Dit is niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij had daar ook geen invloed op. Dit betekent dat deze vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vertraging van de vlucht was voor de duur van 86 minuten het gevolg van een buitengewone omstandigheid. Omdat de vertraging van de vlucht deels is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden, moet worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. Vast staat dat de passagier om 22:05 uur op de luchthaven van Abu Dhabi is aangekomen. De aansluitende vlucht was om 21:55 uur vertrokken. Zonder de vertraging van 86 minuten vanwege de buitengewone omstandigheid zou de vlucht om 20:39 uur op de luchthaven van Abu Dhabi zijn aangekomen. Eveneens staat als onbetwist vast dat de minimumoverstaptijd op Abu Dhabi 60 minuten bedraagt. Dit betekent dat indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, de passagier de aansluitende vlucht had kunnen halen. Daaruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.8.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed kon uitoefenen op de buitengewone omstandigheden maar hij de passagier heeft omgeboekt naar de snelste alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De passagier heeft dit niet betwist.
4.9.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van hem kon worden verwacht. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen en te beperken.
4.10.
Dit betekent dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
4.11.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de procedure, behalve dat de (betekenings)kosten van de verzetdagvaarding door de vervoerder zelf gedragen moeten worden. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 24 april 2024;
5.2.
wijst de oorspronkelijke vordering van de passagier alsnog af;
5.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.