In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht op 11 augustus 2021. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging aangekomen op hun eindbestemming en hebben daarom een bedrag van € 2.000,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vordering niet betwist, maar stelt dat hij rauwelijks is gedagvaard en dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de aanmaningen zijn ontvangen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers voldoende bewijs hebben geleverd dat zij EUclaim B.V. hebben gemachtigd om hen te vertegenwoordigen. De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom, waardoor deze als onbetwist wordt toegewezen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de passagiers onvoldoende hebben aangetoond dat de aanmaningen de vervoerder hebben bereikt, wat heeft geleid tot de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door kantonrechter S. Kleij op 28 mei 2025, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak is van belang voor de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004 en de rechten van passagiers bij vertraagde vluchten.