ECLI:NL:RBNHO:2025:5971

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/15/357847 / HA ZA 24-564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot onbevoegdverklaring en forumkeuze in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 28 mei 2025 vonnis gewezen in een incident. De eisende partij, de Stichting Belangenbehartiging Duurzaam Investeren (SBDI), heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd in het document. De gedaagde heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Amsterdam, op basis van een forumkeuze die in de obligatievoorwaarden zou zijn opgenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde zich niet kan beroepen op het forumkeuzebeding, omdat hij geen contractspartij is bij de obligatieleningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdregel van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing is, wat betekent dat de rechtbank van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. De incidentele vordering van de gedaagde is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van SBDI, die zijn begroot op € 792,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De zaak in de hoofdzaak is aangehouden tot 9 juli 2025 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357847 / HA ZA 24-564
Vonnis in incident van 28 mei 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING BELANGENBEHARTIGING DUURZAAMINVESTEREN,
die is gevestigd in Amsterdam,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident
hierna te noemen: SBDI,
advocaat: mr. S.D. van de Kant,
tegen
[gedaagde],
die woont in [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.N.M. Kras.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 september 2024 met producties 1 tot en met 18;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident, dat op verzoek van partijen is aangehouden tot 28 mei 2025.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Amsterdam.
2.2.
[gedaagde] voert daarvoor aan dat de vordering van SBDI verband houdt met de obligatievoorwaarden die SBDI in het geding heeft gebracht, en dat partijen in die obligatievoorwaarden een forumkeuze hebben afgesproken voor de rechtbank Amsterdam. Daarom is de rechtbank Amsterdam volgens [gedaagde] op grond van artikel 108 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) exclusief bevoegd om van de hoofdzaak kennis te nemen.
2.3.
SBDI voert verweer. SBDI voert aan dat [gedaagde] geen beroep kan doen op de forumkeuze die in de obligatievoorwaarden is opgenomen, omdat [gedaagde] geen contractspartij is bij de betreffende obligatieleningen. Dit betekent volgens SBDI dat deze rechtbank op grond van de hoofdregel van artikel 99 Rv bevoegd is, gelet op de woonplaats van [gedaagde] . SBDI vindt daarom dat de rechtbank de incidentele vordering van [gedaagde] moet afwijzen en [gedaagde] moet veroordelen in de proceskosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op het forumkeuzebeding. Dit oordeel licht de rechtbank als volgt toe.
3.2.
Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (het zogenoemde forumkeuzebeding). Een forumkeuze moet dus tussen partijen zijn afgesproken. De rechter die volgens een forumkeuzebeding bevoegd is, is in principe bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
3.3.
Hier hebben SBDI en [gedaagde] niet met elkaar afgesproken dat zij hun geschillen zullen voorleggen aan de rechtbank Amsterdam. [gedaagde] is het in artikel 15 lid 3 van de obligatievoorwaarden opgenomen forumkeuzebeding namelijk niet (voor zich-) zelf aangegaan. [gedaagde] is (indirect) bestuurder van de uitgevende instellingen die de obligatieleningen onder de obligatievoorwaarden hebben uitgegeven. Omdat [gedaagde] geen contractspartij is, kan hij zich niet beroepen op het forumkeuzebeding. Dit betekent dat de hoofdregel van artikel 99 Rv geldt op grond waarvan de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Dat is deze rechtbank. De rechtbank zal de incidentele vordering afwijzen.
3.4.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van SBDI op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00.
3.5.
De rechtbank zal de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
9 juli 2025voor conclusie van antwoord,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, rechter, bijgestaan door mr. N.M. Bindhammer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.