ECLI:NL:RBNHO:2025:6038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
15/329188-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel voor ongewenst vreemdeling

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van een ongewenst vreemdeling. De betrokkene, geboren op 16 oktober 1982, is sinds 21 oktober 2020 ongewenst verklaard en heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich goed heeft gedragen binnen het ISD-traject en dat alle interventies zijn afgerond. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de ISD-maatregel niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij, mede gezien de termijn waarbinnen de uitzetting naar Roemenië kan worden geregeld. De rechtbank heeft besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te beëindigen met ingang van 1 juli 2025, of eerder indien de betrokkene Nederland eerder verlaat. De beslissing is genomen na een openbare zitting op 20 mei 2025, waar de betrokkene, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie heeft ook gepleit voor opheffing van de maatregel, terwijl de raadsman een kortere termijn voor de uitzetting heeft verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/329188-23
Uitspraakdatum: 3 juni 2025
Beslissing ex artikel 6.6.14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van de rechtbank naar aanleiding van het verzoek namens de betrokkene:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen,
tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel).

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 14 mei 2024 waarin aan de betrokkene de ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaren;
  • het verzoekschrift van de betrokkene tot een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van 13 maart 2025, ingediend door de raadsman van de betrokkene, mr. M.A.M. Karsten, advocaat te Amsterdam;
  • het uitgebrachte toetsingsverslag van 2 mei 2025, opgemaakt door [casemanager], senior casemanager ISD, verbonden aan de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen (hierna: PI Veenhuizen).
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 20 mei 2025 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman en de officier van justitie, mr. M.K. van Ravenzwaaij.
Daarnaast is eerdergenoemde [casemanager], door middel van een beeld- en geluidsverbinding, als deskundige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit het toetsingsverslag van 2 mei 2025 blijkt onder meer het volgende. De aan de betrokkene opgelegde ISD-maatregel is gestart op 29 mei 2024 en eindigt op 29 mei 2026. De betrokkene heeft zich binnen het ISD-traject goed gedragen en alle ingezette interventies zijn inmiddels afgerond. Hij is op 21 oktober 2020 ongewenst vreemdeling verklaard en heeft hierdoor geen recht op een extramurale fase en re-integratietraject in Nederland. Sinds het rechtmatig verblijf van de betrokkene in Nederland is beëindigd, is hij reeds drie maal uitgezet naar Roemenië en weer teruggekeerd naar Nederland, waar hij meerdere delicten heeft gepleegd. Indien er sprake is van afgeronde recidive verlagende gedragsinterventies en de PI Veenhuizen van mening is dat er toegewerkt kan worden aan vertrek naar het land van herkomst dan wordt de betrokkene in het laatste jaar van de maatregel overgeplaatst naar de PI Ter Apel. De PI Ter Apel zal dan de nodige voorbereidingen treffen teneinde uitvoering te geven aan de eventuele repatriëring. Gelet op de vertrekhistorie is voor de betrokkene een eerder vertrek vanuit Nederland niet aan de orde. Het advies van de inrichting is om de ISD-maatregel voort te zetten.
Op de openbare terechtzitting van 20 mei 2025 heeft de deskundige het advies gehandhaafd en in aanvulling op het toetsingsverslag het volgende naar voren gebracht. De Richtlijn voor meerderjarige veelplegers bepaalt dat een betrokkene ten minste één jaar in de ISD moet verblijven wil de maatregel effectief zijn. Bij vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel wordt eerst na ommekomst van dat jaar gewerkt aan een vertrekplan naar het land van herkomst. De aangevraagde tussentijdse toetsing komt hier dus net te vroeg, aangezien de betrokkene pas op 29 mei 2025 exact één jaar in de ISD zal verblijven. Mocht de rechtbank niettemin beslissen de maatregel op te heffen, adviseert de deskundige daaraan een termijn van vier weken te verbinden, zodat de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) voldoende tijd heeft de terugkeer van de betrokkene naar Roemenië voor te bereiden.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voortzetting van de ISD-maatregel van de betrokkene niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij. De interventies en behandelingen zijn goed verlopen en afgerond. De officier van justitie heeft daarom gevorderd de ISD-maatregel op te heffen met inachtneming van de periode die voor DT&V nodig is om de terugkeer van de betrokkene naar Roemenië in gang te zetten, te weten vier weken.

4.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De raadsman van de betrokkene heeft naar voren gebracht dat alle seinen op groen staan om de betrokkene uit te zetten naar Roemenië. De raadsman heeft contact gezocht met een medewerker van DT&V en hem is medegedeeld dat een termijn van twee weken voldoende is om de terugkeer van de betrokkene naar Roemenië voor te bereiden. De betrokkene zal daar ook aan meewerken. De raadsman heeft daarom verzocht de ISD-maatregel op te heffen met een termijn van twee weken, zodat de betrokkene kan worden uitgezet naar Roemenië.

5.De beoordeling

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beëindiging van de recidive van de betrokkene en tot beveiliging van de maatschappij in het algemeen.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de betrokkene bij beschikking van 21 oktober 2020 ongewenst vreemdeling is verklaard. De betrokkene heeft daarmee geen rechtmatig verblijf in Nederland, heeft een wettelijke plicht om Nederland te verlaten en mag worden uitgezet naar Roemenië. Op 29 mei 2024 is de ISD-maatregel gestart en die maatregel is op het moment van toetsing bijna een jaar van kracht. Het blijkt dat de betrokkene inmiddels inziet dat zijn leven een andere wending nodig heeft. Hij is van plan een stabiel werkend bestaan op te gaan bouwen in Roemenië en heeft daar huisvesting. DT&V beschikt over een geldig reisdocument van de betrokkene en alle interventies in het ISD-traject zijn inmiddels afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank is voortzetting van de maatregel daarmee niet langer noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij. De rechtbank zal daarom - mede gelet op de door de deskundige geschetste termijn waarbinnen de uitzetting kan worden geregeld - bepalen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt beëindigd over vier weken, dan wel op een eerdere datum voor zover de betrokkene Nederland eerder dan over vier weken heeft verlaten.

6.De beslissing

De rechtbank beëindigt de ISD-maatregel van [verdachte], geboren op 16 oktober 1982,
met ingang van 1 juli 2025, dan wel zo veel eerder als de betrokkene Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E. Saelens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2025.