ECLI:NL:RBNHO:2025:6062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
15/326199-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid tijdens bijzondere manoeuvre

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Broek in Waterland. De verdachte, bestuurder van een Renault, voerde een bijzondere manoeuvre uit door vanuit een vluchthaven de weg op te draaien zonder voorrang te verlenen aan een naderende motorrijder, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij de motorrijder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op en een voorwaardelijke ontzegging van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn blanco strafblad. De uitspraak benadrukt de ernst van onvoorzichtig rijgedrag en de gevolgen daarvan voor verkeersdeelnemers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/326199-24
Uitspraakdatum: 3 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Broek in Waterland, gemeente Waterland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto van het merk Renault en voorzien van kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de N247, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- naar rechts, richting de vluchthaven te sturen en/of daar stil te gaan staan en/of
- (vervolgens) zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was en/of (daarbij) niet of in onvoldoende mate in zijn spiegels te kijken en/of
- (vervolgens) plotseling, althans zonder richting aan te geven, naar links te sturen en/of op de weg te keren, zijnde een bijzondere manoeuvre en/of (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, zonder een naderende bestuurder van een motorfiets voor te laten gaan en/of daardoor in botsing te komen met die motorrijder,
waardoor een ander, de motorrijder, (genaamd [benadeelde]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) breuk(en) in het bovenbeen links en/of (open) breuk(en) in beide polsen/onderarmen en/of een (open) breuk in de hand, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiairhij op of omstreeks 19 juli 2023 te Broek in Waterland, gemeente Waterland als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Renault, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, N247
- naar rechts, richting de vluchthaven te sturen en/of daar stil te gaan staan en/of
- zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was en/of (daarbij) niet of in onvoldoende mate in zijn spiegels te kijken en/of
- (vervolgens) plotseling, althans zonder richting aan te geven, naar links te sturen en/of op de weg te keren, zijnde een bijzondere manoeuvre en/of (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, zonder een naderende bestuurder van een motorfiets voor te laten gaan en/of daardoor in botsing te komen met die motorrijder, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW); er is slechts sprake van één verkeersfout doordat de verdachte ten onrechte geen voorrang heeft verleend. Evenmin is sprake geweest van gevaar zettend gedrag in de zin van artikel 5 WVW. De verdachte heeft voor het uitvoeren van de manoeuvre meerdere keren naar links en rechts heeft gekeken, maar heeft de motorrijder pas heeft gezien op het moment dat het al te laat was. Dit kan de verdachte niet worden verweten. Het is aannemelijk dat de motorrijder harder reed dan was toegestaan, waardoor de verdachte de motorrijder niet heeft gezien.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
De bewijsmotivering
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen is besproken ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Het ongeval
In de middag van 19 juli 2023 vond een ernstig ongeval plaats op de provinciale weg (N247) te Broek in Waterland tussen de auto waarin de verdachte reed en een motorrijder ([benadeelde]). [benadeelde] liep als gevolg van de aanrijding zeer ernstige verwondingen op, te weten: een bloeding in het hoofd, letsels in de buik, een breuk in de nek, een breuk in het linker bovenbeen, een open breuk in de linker onderarm, breuken in de linker hand en een open breuk in de rechter onderarm. Hij heeft na het ongeval vier operaties ondergaan en zal naar verwachting niet volledig herstellen.
Omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond
De verkeerssituatie ter plaatse van het ongeval is als volgt. De weg bestaat uit één rijbaan verdeeld over drie rijstroken. Twee rijstroken zijn bedoeld voor het normale verkeer: een rijstrook voor de richting naar Amsterdam en een rijstrook voor de richting naar Broek in Waterland. De twee rijstroken zijn gescheiden door een onderbroken dubbele asmarkering. Eén rijstrook betreft een busbaan en is gescheiden van de rijstrook die richting Broek in Waterland loopt met een dubbel doorgetrokken asmarkering. De drie rijstroken samen vormen samen een lange rechte weg en het zicht is goed. Op de plek van het ongeval is aan beide zijde van de rijbaan een vluchthaven aanwezig. Bestuurders die in de richting van Broek en Waterland rijden worden door een verkeersbord erop gewezen dat er niet mag worden ingehaald.
Ter plaatse geldt normaal gesproken een maximum snelheid van 80 kilometer per uur. Op het moment van het ongeval werden de weggebruikers door verschillende borden geattendeerd op wegwerkzaamheden. Op deze borden werd onder meer aangeduid dat de maximale snelheid 50 kilometer per uur bedroeg en er een rijdende afzetting zou zijn. De wegwerkzaamheden waren op dat moment al afgerond, maar de borden stonden er nog.
De verdachte reed die middag als bestuurder van een auto over de N247 in de richting van Broek in Waterland. Hij heeft verklaard dat hij op weg was naar Amsterdam, maar door een omleiding in verband met wegwerkzaamheden verkeerd was gereden. Om die reden besloot hij te stoppen op de vluchthaven om daar zijn navigatie te checken en telefonisch door te geven dat hij later zou zijn. Op de vluchthaven stond de auto parallel aan de rijbaan. De verdachte besloot dat hij zou gaan keren om weer richting Amsterdam te gaan rijden en heeft vervolgens zijn telefoon weggelegd. Het was druk op beide rijstroken en hij heeft moeten wachten op een geschikt moment om de keeractie te kunnen uitvoeren. De verdachte is vervolgens in één snelle beweging vanuit de vluchthaven naar links de busbaan opgereden met als doel vervolgens de rijstrook richting Broek in Waterland over te steken en met een u-bocht de rijkstrook richting Amsterdam op te rijden. Op de rijstrook richting Broek in Waterland kwam de auto van de verdachte in botsing met [benadeelde], die met zijn motorfiets rechtdoor op deze rijstrook reed komende vanuit de richting Amsterdam. Door de botsing kwam [benadeelde] met zijn motor ten val op het wegdek.
Schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of de verdachte schuld heeft, en zo ja in welke mate, aan het verkeersongeval. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende.
Algemeen kader
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van de verdachte dient daarvoor te worden afgemeten aan dat wat van een bestuurder van een motorrijtuig in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Verder volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Beoordeling mate van schuld
Vaststaat dat de verdachte als bestuurder van een auto bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre (te weten het keren op een weg) in botsing is gekomen met een motorrijder, waarbij de motorrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft deze bijzondere manoeuvre uitgevoerd vanuit een vluchthaven, terwijl een vluchthaven daarvoor niet is bedoeld. Omdat het om een bijzondere manoeuvre ging, moest hij alle andere verkeersdeelnemers voorrang verlenen. Het was op dat moment druk op beide rijstroken. Hoewel er strikt genomen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur vanwege de aanwezigheid van verkeersborden in verband met wegwerkzaamheden, kan worden aangenomen dat – omdat de wegwerkzaamheden niet meer plaatsvonden – op dat moment harder werd gereden door de verschillende verkeersdeelnemers. Hier had de verdachte bedacht op moeten zijn. Verder moest de verdachte bij de keeractie vanuit de vluchthaven eerst twee rijstroken oversteken (te weten een busbaan en een normale rijstrook) voordat hij op de juiste rijstrook terecht zou komen. Omdat de verdachte met zijn auto op de vluchthaven parallel aan de rijbaan stond, kon hij de verkeerssituatie minder goed overzien. Gelet op deze omstandigheden mocht van de verdachte worden verwacht dat hij extra oplettend en voorzichtig zou zijn, met name op het moment dat hij vanaf de busbaan de doorgaande weg op reed waar het naar eigen zeggen druk was in beide richtingen.
Aan het dossier zijn beelden toegevoegd van de dashcam van de motorrijder tot vlak voor het moment van het ongeval. Op basis van deze beelden – die ter zitting zijn bekeken – bestaan geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de snelheid van de motorrijder zodanig hoog was dat de verdachte de motorrijder niet tijdig heeft kunnen zien. In tegendeel: op de beelden is te zien dat vanuit de motorrijder bezien de auto al secondenlang in beeld was voordat de auto vanuit de vluchthaven met een snel draaiende beweging de weg opkomt. Dat betekent dat de motor in die tijd ook voor de verdachte zichtbaar moet zijn geweest. Daarbij komt dat [benadeelde] een motorjas met opvallende gele vlakken droeg. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat de verdachte de motorrijder had kunnen en moeten zien.
Door onder deze omstandigheden een bijzondere manoeuvre uit te voeren op een plek die daar niet voor geschikt is, en voorts tijdens het uitvoeren van die manoeuvre [benadeelde] geen voorrang te verlenen, maar in één snelle beweging vanaf de vluchthaven de doorgaande weg op te draaien, waardoor een botsing tussen de verdachte en [benadeelde] onvermijdelijk was, heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
Conclusie
Gelet op het geheel van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW. Zij merkt het rijgedrag van de verdachte daarbij aan als aanmerkelijk onvoorzichtig. Daarmee is het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 juli 2023 te Broek in Waterland, gemeente Waterland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto van het merk Renault en voorzien van kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de N247, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig
- naar rechts, richting de vluchthaven te sturen en daar stil te gaan staan en
- vervolgens zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was en
- vervolgens plotseling naar links te sturen en te keren, zijnde een bijzondere manoeuvre en (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, zonder een naderende bestuurder van een motorfiets voor te laten gaan en daardoor in botsing te komen met die motorrijder,
waardoor aan de motorrijder, [benadeelde], zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in het bovenbeen links en (open) breuk(en) in beide onderarmen en een breuk in de hand werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft direct verantwoordelijkheid genomen en zijn medeleven betuigd richting het slachtoffer. De verdachte en zijn gezin worden nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval en met de wetenschap dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De raadsman verzoekt de rechtbank, indien zij komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, een geldboete van maximaal 750 euro op te leggen, zonder ontzegging van de rijbevoegdheid gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Bij deelname aan het verkeer kan onvoorzichtigheid grote en soms fatale gevolgen hebben, waardoor de levens van verkeersdeelnemers en hun naasten voor langere tijd of onomkeerbaar veranderen. De verdachte heeft op een plek waar dit niet is toegestaan een U-bocht willen maken en voorafgaand aan en tijdens deze manoeuvre geen voorrang verleend aan het aankomende verkeer. Dit heeft geresulteerd in een aanrijding met [benadeelde] op zijn motorfiets. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. [benadeelde] heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen en hij heeft ter terechtzitting op indringende wijze verwoord wat het ongeval en de gevolgen daarvan voor hem en zijn partner nog elke dag betekenen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 9 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook neemt de rechtbank in aanmerking wat de verdachte naar voren heeft gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij vindt het verschrikkelijk dat hij het ongeval heeft veroorzaakt en welke gevolgen dit heeft voor het slachtoffer. De verdachte heeft zelf PTSS aan het ongeval overgehouden. De verdachte heeft spijt betuigt en berouw getoond, meerdere malen verzocht om in contact te komen met het slachtoffer en zijn welwillendheid getoond om een mediationtraject aan te gaan.
Oordeel van de rechtbankBij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Bij het bepalen van de strafmaat is het verkeersgedrag van de verdachte een belangrijke factor. In deze zaak is sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag; dat is de lichtste vorm van schuld als bedoeld in de Wegenverkeerswet.
De rechtbank merkt op dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen niet heeft gewild. Hij heeft spijt betuigd en aangegeven dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd. Hij heeft aangegeven open te staan voor contact met het slachtoffer of een mediationtraject, maar het ook te respecteren als het slachtoffer daaraan geen behoefte heeft. Ook voor de verdachte geldt dat hij de last van het ongeval zal moeten dragen. Ter zitting is het de rechtbank gebleken dat hij onder deze last gebukt gaat.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen dient te worden opgelegd voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal echter bepalen dat deze bijkomende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 [honderd] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
50 [vijftig] dagenhechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 [zes] maanden;
beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
2 [twee] jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E. Saelens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2025.