ECLI:NL:RBNHO:2025:6152

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
15/177945-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot dwang en veroordeling voor het onthouden van zorg aan dieren

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte gedurende een jaar als houder van Schotse Hooglanders, alpaca's en paarden, aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden. De verdachte werd beschuldigd van het niet bieden van een geschikte leefomgeving, voedsel en medische zorg aan de dieren, wat leidde tot ernstige verwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks herhaalde waarschuwingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de politie, niet heeft voldaan aan de zorgplicht. Tijdens controles zijn meerdere kadavers van Schotse Hooglanders aangetroffen en zijn andere dieren in slechte conditie aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot dwang, omdat er onvoldoende bewijs was voor dit feit. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan het onthouden van zorg aan de dieren, wat in strijd is met de Wet dieren. De rechtbank heeft een taakstraf van 50 uur opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de relatief kleinere rol van de verdachte in de feiten. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/177945-22 (P)
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 mei 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De politierechter heeft de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser, en van wat de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode 21 januari 2021 tot en met 13 januari 2022, op of aan het perceel [adres] te Grootschermer, gemeente Alkmaar, en/of Wervershoof, gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder van een aantal dieren, te weten (circa) 16, in elk geval een aantal runderen (Schotse Hooglanders), aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens), (totaal) (circa) 16, in elk geval een aantal runderen (Schotse Hooglanders) gehouden terwijl:
die runderen (Schotse Hooglanders) niet de beschikking hadden over:
-een droge en/of schone en/of comfortabele lig en/of staanplaats, immers was het land waar de runderen zich op bevonden nat en/of modderig en/of lagen er meerdere plassen en/of was het land vertrapt en/of drassig en/of
-voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en/of
-(voldoende) eten en/of (voldoende) water en/of
-(tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg (waardoor onder andere zes kadavers van runderen in het verblijf lagen en drie runderen ter plaatse geëuthanaseerd moesten worden),
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;
2.
hij, in of omstreeks de periode 13 januari 2022 tot en met 25 januari 2022, op of aan het perceel [adres] te Grootschermer, gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder van een aantal dieren, te weten (circa) vier alpaca's en/of vijf, in elk geval een aantal, paarden en/of twee, in elk geval een aantal, hangbuikzwijnen, aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens),
a)(totaal) (circa) 4, in elk geval een aantal alpaca’s gehouden terwijl:
die alpaca’s niet de beschikking hadden over:
- een geschikt buiten verblijf en/of binnen verblijf en/of een droog en/of schoon verblijf en/of veilig verblijf en/of voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en/of
- voldoende bewegingsvrijheid en/of
-(voldoende) eten en/of (voldoende) water en/of
-(tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg,
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;
b)(totaal) (circa) vijf, in elk geval een aantal paarden gehouden terwijl:
die paarden niet de beschikking hadden over:
- een geschikt buiten verblijf en/of binnen verblijf en/of een droog en/of schoon verblijf en/of voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en/of
- voldoende bewegingsvrijheid en/of
-(voldoende) eten en/of (voldoende) water en/of
-(tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg,
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;
c)(totaal) (circa) twee, in elk geval een aantal hangbuikzwijnen gehouden terwijl:
die hangbuikzwijnen niet de beschikking hadden over:
- een droge en/of schone en/of comfortabele ligplaats aangezien het land nat was en/of meerdere plassen op dat stuk land lagen en/of delen van) dat stuk land vertrapt en/of modderig en/ of drassig was/waren en/of
- een geschikt buiten verblijf en/of binnen verblijf en/of een droog en/of schoon verblijf en/of veilig verblijf en/of
- voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en/of
- een veilige plek om te drinken en/of
-(tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg,
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
3
hij, in of omstreeks de periode 11 mei 2022 tot en met 12 mei 2022, in de gemeente 's- Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of de openbaring van een geheim, [naam 1] te dwingen aanpassing van het reclasseringsrapport, geheel toebehorende aan [naam 1] , althans aan de reclassering, die voornoemde [naam 1] heeft laten weten:
- ' Ik wil dat je weten dat we je gevonden hebben' en/of
- ' In het rapport staan allemaal leugens' en/of
- ' We hebben een krant gevonden die jullie rapport gaat publiceren en je naam komt erin te staan als je het rapport niet wijzigt' en/of
- ' We hebben containers op ons erf staan' en/of
- ' Ik geef je ruimte tot einde van deze week. Als je niet belt gaat het naar de krant en dan weet je dat je naam erin staat', althans teksten van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

De verdachte wordt er onder meer van beschuldigd dat hij als houder van dieren (Schotse Hooglanders, alpaca’s, paarden en hangbuikzwijnen), al dan niet met een ander, in de periode 2021 -2022 aan deze dieren de nodige zorg heeft onthouden (in de zin van artikel 2.2 lid 8 van de Wet dieren).
Uit artikel 1.3, derde lid van de Wet dieren, zoals dat gold tijdens de tenlastegelegde periode, volgt dat met ‘de nodige zorg’ in ieder geval wordt bedoeld dat de dieren zijn gevrijwaard van dorst, honger en onjuiste voeding, fysiek en fysiologisch ongerief, pijn, verwonding en ziektes, angst en chronische stress en beperking van hun natuurlijke gedrag (de “vijf vrijheden van Brambell”), voor zover dit redelijkerwijs van de houder kan worden verlangd.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft bepleit dat hij van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de verdachte zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 3Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Er moet meer bewijs zijn, iets dat de verklaring ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te komen. In dit geval bevat het dossier alleen een aangifte van [naam 1] met de door haar uitgewerkte telefoongesprekken. De verdachte heeft het feit ontkend. De enkele verklaring van de verdachte dat hij met de aangeefster een telefoongesprek heeft gevoerd, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
4.3.3
Algemene bewijsoverweging
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en de politie hebben op verschillende momenten in de tijd controles uitgevoerd op en rondom de boerderij van de verdachte en zijn partner ( [medeverdachte] ) in Grootschermer, waar zij verschillende dieren hielden. Ook vonden er controles plaats op een weiland in Wervershoof, waar zij Schotse Hooglanders hielden. Tijdens deze controles zijn verschillende overtredingen van de Wet dieren geconstateerd en geverbaliseerd.
De verdachte heeft aangevoerd dat de processen-verbaal die zich in het dossier bevinden onjuistheden bevatten, dat de rapporteurs niet de waarheid spreken, dat de situatie telkens suggestief wordt weergegeven en dat de foto’s in het dossier zijn gemanipuleerd.
De rechtbank overweegt dat het dossier hiervoor geen enkele aanwijzing bevat. Voor zover de verdachte met dit verweer heeft bedoeld dat de processen-verbaal niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, wordt dit verweer dan ook verworpen.
4.3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Onthouden van zorg aan 16 Schotse Hooglanders in de periode van 21 januari 2021 tot en met 13 januari 2022.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 21 januari 2021 heeft de NVWA een controle uitgevoerd op het weiland in Wervershoof, waar 15 Schotse Hooglanders stonden. De NVWA constateerde dat het weiland kaal, drassig en modderig was. Er was geen schuilmogelijkheid. De dieren konden nergens droog staan en hadden geen eten en water. Op 27 januari, 10 en 12 februari 2021 hebben hercontroles plaatsgevonden. De situatie was nog hetzelfde. Weliswaar is op enig moment kuilvoer en water verstrekt door de verdachte, maar dit bleek onvoldoende. Uit de verklaring van de dierenarts van 10 februari 2021 volgt dat de voedingsconditie van de Schotse Hooglanders matig tot slecht was en dat sprake was van het onthouden van de nodige zorg.
De Schotse Hooglanders zijn op enig moment naar het weiland bij de boerderij in Grootschermer gebracht.
Tijdens een controle op 13 januari 2022 in Grootschermer zijn zes kadavers van Schotse Hooglanders aangetroffen. De tien levende Schotse Hooglanders stonden met hun poten in een dikke laag drab die bestond uit modder, urine en stront. De vacht van de Schotse Hooglanders was van onderen en aan de zijkant vies en modderig. De dieren waren zeer mager. De dierenarts heeft geconstateerd dat de dieren geen bespiering meer hadden, een slechte pensvulling hadden en honger hebben geleden. Drie van de tien levende Schotse Hooglanders waren er zo slecht aan toe, dat ze ter plekke geëuthanaseerd moesten worden.
Verweer van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat er de middag vóór de controle op 13 januari 2022, nog niets met de Schotse Hooglanders aan de hand was. Volgens de verdachte zijn de Schotse Hooglanders overleden aan botulisme, in combinatie met het door de NVWA geadviseerde kuilgras dat aan de dieren moest worden gegeven. Botulisme zorgt voor een snelle spierafbraak. Aangezien de dieren niet zijn overleden door het onthouden van zorg maar door botulisme, moet hij van dit feit worden vrijgesproken.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht de stelling van de verdachte dat er de middag vóór de controle van 13 januari 2022 nog niets met de Schotse Hooglanders aan de hand was, ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van NVWA inspecteur [naam 2] en dierenarts [naam 3] volgt dat de dieren al langer dood waren. Het moet voor de verdachte al langere tijd duidelijk zijn geweest dat de dieren fysiek achteruit gingen. De nog levende dieren waren zeer mager en verzwakt. Dat er bij één van de dieren botulisme is vastgesteld, doet daar niet aan af. De verdachte was samen met [medeverdachte] de houder van de dieren en had aan deze dieren de benodigde zorg moeten verlenen, door te allen tijde te zorgen voor een droge en schone verblijfplaats en voldoende eten en water en de dieren te voorzien van de juiste medische verzorging. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] de nodige zorg aan de dieren heeft onthouden.
4.3.5
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
Onthouden van zorg aan 2 hangbuikzwijnen in de periode van 13 tot en met 25 januari 2022.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde onthouden van zorg aan twee hangbuikzwijnen in de periode van 13 tot en met 25 januari 2022. Tijdens de controle op 25 januari 2022 is weliswaar geconstateerd dat het terrein en het hok modderig en rommelig waren, maar deze onvolkomenheden acht de rechtbank gelet op de criteria geformuleerd in de Wet dieren onvoldoende voor het bewijs dat tijdens de tenlastegelegde periode aan deze dieren de nodige zorg is onthouden.
4.3.6
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Onthouden van zorg aan 4 alpaca’s en 5 paarden in de periode van 13 tot en met 25 januari 2022.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Tijdens de hiervoor genoemde controle van 13 januari 2022 zijn in de schuur vijf vieze en modderige paarden aangetroffen. In een hok stonden vier alpaca’s. Dit hok was te klein en lag vol met uitwerpselen.
Op 25 januari 2022 heeft een nieuwe controle plaatsgevonden. Uit deze controle bleek dat de paarden nog steeds niet droog konden staan. Zowel binnen als buiten stonden zij in de modder. De stalruimte was te klein. Om in het weiland te komen, moesten de paarden over een pad vol met rommel en het weiland lag vol puin. Een van de paarden had een gat in zijn hoef. De onderkant en buitenkant van de hoeven van de andere paarden waren volgens de dierenarts ook slecht verzorgd. Bij drie van de paarden was sprake van een slechte gebitsverzorging.
In het buitenverblijf van de alpaca’s lag mest en urine en er lagen veel voorwerpen waaraan de dieren zich konden verwonden. Het binnenverblijf was niet schoon en er was geen schone en droge ligplaats. Zowel het binnen- als het buitenverblijf was te klein voor vier alpaca’s.
Verweer van de verdachte
De verdachte heeft betwist dat de dieren onvoldoende ruimte hadden. Het paard met het hoefprobleem werd door een dierenarts behandeld. Uit de verklaringen van hoefsmid [naam 4] volgt dat de hoeven van de paarden goed verzorgd waren. Het alpacaverblijf was relatief schoon. De paarden en alpaca’s werden goed verzorgd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat een toereikende huisvesting onder voldoende hygiënische omstandigheden één van de basiseisen is voor de verzorging van dieren. Op basis van de processen-verbaal in combinatie met de foto’s van de aangetroffen situatie, stelt de rechtbank vast dat de alpaca’s en paarden geen geschikt schoon en droog verblijf hadden en dat zij in hun bewegingsvrijheid werden beperkt. Uit de dierenartsverklaringen volgt dat alle paarden slecht verzorgde hoeven hadden en dat ook de gebitsverzorging te wensen overliet. De bezoeken van hoefsmid [naam 4] , waar de verdachte in zijn verweer op doelt, dateren van de periode na de tenlastegelegde feiten. Gelet op het voorgaande is door de verdachte, die samen met [medeverdachte] houder van de dieren was en hen verzorgde op aanwijzing van [medeverdachte] , aan de paarden en alpaca’s tijdige en juiste noodzakelijke (medische) zorg onthouden. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode 21 januari 2021 tot en met 13 januari 2022, op het perceel [adres] te Grootschermer, gemeente Alkmaar, en Wervershoof, gemeente Medemblik, telkens tezamen en in vereniging met een ander, als houder van een aantal dieren, te weten 16 Schotse Hooglanders, aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader, 16 Schotse Hooglanders gehouden terwijl die Schotse Hooglanders telkens niet de beschikking hadden over:
-een droge en schone en comfortabele lig en staanplaats, immers was het land waar de runderen zich op bevonden nat en modderig en lagen er meerdere plassen en was het land vertrapt en drassig en
-voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en
-voldoende eten en voldoende water en
-tijdige en juiste noodzakelijke (medische) zorg waardoor zes kadavers van runderen in het verblijf lagen en drie runderen ter plaatse geëuthanaseerd moesten worden.
2.
hij in de periode 13 januari 2022 tot en met 25 januari 2022, op perceel [adres] te Grootschermer, gemeente Alkmaar, telkens tezamen en in vereniging met een ander, als houder van een aantal dieren, te weten vier alpaca's en vijf paarden, aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader, telkens,
a. a) 4 alpaca’s gehouden terwijl die alpaca’s niet de beschikking hadden over:
- een geschikt buiten verblijf en binnen verblijf en een droog en schoon verblijf en veilig verblijf en voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en
- voldoende bewegingsvrijheid.
b) vijf paarden gehouden terwijl die paarden niet de beschikking hadden over:
- een geschikt buiten- en binnen verblijf en een droog en schoon verblijf en voldoende beschutting om zich te beschermen tegen diverse weersomstandigheden en
- voldoende bewegingsvrijheid en
- tijdige en juiste noodzakelijke (medische) zorg.
Wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 (telkens)
medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van zes jaar met als bijzondere voorwaarden een verbod voor het houden van dieren, met uitzondering van de dieren die de verdachte op 2 mei 2023 in bezit had (één Zwiterse sennenhond, twee Shetlandpony’s, tien kippen, één konijn, twee katten en vier alpaca’s), indien deze dieren op de juiste manier gehouden worden. De verdachte werkt mee aan controles hierop bij huisbezoeken door de Landelijke Inspectie Dierenbescherming, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit of de politie.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde taakstraf te matigen en om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het houdverbod dat bij de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gevorderd, moet volgens de verdachte ook niet worden opgelegd, omdat uit een recente controle blijkt dat de dieren die hij op dit moment houdt, op de juiste manier verzorgd worden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met [medeverdachte] gedurende een jaar, als houder van Schotse Hooglanders, aan deze dieren de nodige verzorging onthouden. Tijdens een aantal controles van de politie en de NVWA in deze periode is de verdachte er meerdere malen op gewezen dat hij de dieren voldoende water, eten, beschutting en een geschikte binnen- en buitenruimte moest verschaffen. De situatie verbeterde echter niet en dit had grote gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van een groot aantal van de dieren. Het dieptepunt was de controle van 22 januari 2022, waarbij zes kadavers van Schotse Hooglanders werden aangetroffen en nog eens drie Schotse Hooglanders zo ernstig verzwakt waren, dat zij ter plaatse geëuthanaseerd moesten worden.
Verder is tijdens twee controles in januari 2022 geconstateerd dat de paarden en alpaca’s die de verdachte samen met [medeverdachte] hield, niet de juiste verzorging kregen. Deze dieren hadden geen schoon en droog verblijf en hadden onvoldoende bewegingsruimte. De hoeven en het gebit van de paarden waren niet goed verzorgd.
Uit de verklaring van de verdachte maakt de rechtbank op dat hij een eigen visie heeft op het houden van dieren. Hij handelt, zo begrijpt de rechtbank uit het door verdachte overgelegde verweer, vanuit een overtuiging dat de dieren op een zo natuurlijk mogelijke manier gehouden moeten worden.
De verdachte heeft ervoor gekozen om een groot aantal dieren te houden. Dit legt op de verdachte de verplichting om te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de wijze waarop deze verschillende dieren uit het oogpunt van dierenwelzijn kunnen worden gehouden. Gebleken is dat de verdachte keer op keer niet aan de eisen die gelden op het gebied van huisvesting, voer en water en medische verzorging heeft voldaan, met ernstig dierenleed tot gevolg.
De verdachte heeft ter zitting geen inzicht getoond in het strafwaardige van zijn handelen en het dierenleed dat dit handelen heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank ziet aanleiding om bij de aan de verdachte op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De verdachte is op 12 mei 2022 voor de eerste keer ten aanzien van deze zaak als verdachte gehoord. Vanaf dat moment kon hij ervan uitgaan dat hij ten aanzien deze feiten strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Aangezien het eindvonnis op 5 juni 2025 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim één jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Strafmodaliteit
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de relatief kleinere rol die de verdachte bij de feiten heeft gehad, acht de rechtbank een taakstraf van 50 uur passend. Bij de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de kortere ten laste gelegde periode en het verschil in het aandeel dat de verdachte in de verzorging van de dieren had ten opzichte van de medeverdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde een verbod voor het houden dieren op te leggen, zoals door de door de officier van justitie gevorderd. De laatste overtreding van de Wet dieren is inmiddels bijna 3,5 jaar geleden en tijdens de laatste controle van eind 2024 zijn geen nieuwe overtredingen geconstateerd. Aangezien niets erop wijst dat de nieuwe dieren, die de verdachte al minimaal twee jaar houdt, niet goed worden verzorgd, is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om een verbod tot het houden van dieren als gevorderd op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2.2
van de Wet dieren.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
50 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. J.O. Rutten en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2025.