ECLI:NL:RBNHO:2025:6181

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11102823 \ CV EXPL 24-1046
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van een incassokostenbeding en rentebeding in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juni 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de eisende partij, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de gedaagde partijen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die niet verschenen zijn. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen de eisende partij en de consument. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de totstandkoming van de overeenkomst en de naleving van de (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij aan deze informatieplichten heeft voldaan, maar heeft ook een incassokostenbeding in de algemene voorwaarden beoordeeld. Dit beding werd als onduidelijk en mogelijk oneerlijk beschouwd, omdat het suggereert dat incassokosten direct verschuldigd zijn bij verzuim, terwijl dit pas na een veertiendagenbrief het geval is. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over dit oordeel en heeft verdere beslissingen aangehouden tot 3 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11102823 \ CV EXPL 24-1046
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [bedrijf]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
te [plaats 2]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 9 april 2025 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de totstandkoming van de overeenkomst en op welke wijze zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft ter uitvoering van dat tussenvonnis een akte genomen.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft in de akte toegelicht dat de overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen
6:230m lid 1 en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de aard en totstandkoming van de overeenkomst volgt dat de eisende partij heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.2.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [1] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.3.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: ‘Algemene Voorwaarden [bedrijf]’ van 10 maart 2023 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.4.
Het rentebeding in artikel 10.4 van de algemene voorwaarden is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.5.
Artikel 10.5 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
’10.5 Indien Opdrachtgever in verzuim is met de (tijdige) nakoming van zijn verplichtingen, dan komen alle buitengerechtelijke incassokosten, die worden berekend volgens het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten 2012’ voor zijn rekening, onverminderd de aan [bedrijf] overige toekomende rechten, zoals die op schadevergoeding of nakoming.’
2.6.
Uit de formulering van dit beding volgt dat het suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding te onduidelijk en onbegrijpelijk. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De conclusie is dat sprake lijkt van een oneerlijk beding.
Conclusie
2.7.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van het hiervoor genoemde beding.
2.8.
Bij uitblijven van een akte, zal de kantonrechter het hiervoor bedoelde beding vernietigen, voor zover dit ziet op de buitengerechtelijke incassokosten. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 3 juli 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).