ECLI:NL:RBNHO:2025:6189

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
15.319417.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van heling en veroordeling voor afpersing met machete

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling van een kentekenplaat en afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de heling, maar veroordeelde hem voor afpersing tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak betrof een incident op 5 oktober 2024 te Alkmaar, waar de verdachte samen met een ander het slachtoffer onder bedreiging met een machete dwong om zijn Airpods af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan afpersing, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De verdachte werd ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder elektronische monitoring, en de rechtbank verklaarde de machete onttrokken aan het verkeer. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 22 mei 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.319417.24 en 15.272835.24 (ttzgev) en 13.225978.24 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1], thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van Driel en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer: 15.319417.24, hierna te noemen zaak A:
hij, op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van Airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer]:
- de weg te versperren en/of
- (vervolgens) mee te nemen naar een plek uit het zicht en/of
- (vervolgens) meermaals, althans eenmaal, te instrueren zijn zakken te legen en/of
- (vervolgens) een machete, althans een (groot) mes, te tonen en/of
- (vervolgens) te instrueren zijn Airpods af te geven;
en
onder parketnummer: 15.272835.24, hierna te noemen zaak B:
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te Alkmaar, een kentekenplaat ([kenteken]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat de verdachte in zaak A partieel moet worden vrijgesproken van het tonen van een machete, althans een groot mes.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak zaak B
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte in zaak B ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank kan namelijk uit het dossier niet afleiden dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de kentekenplaat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen was.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden zaak A
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in zaak A ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
Bewijsoverweging machete
De verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander op 5 oktober 2024 het slachtoffer heeft gedwongen zijn Airpods af te geven. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte op dat moment een groot mes liet zien. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring van het slachtoffer te twijfelen mede gelet op het feit dat deze verklaring op dit punt wordt ondersteund door het gegeven dat de verdachte korte tijd na de afpersing is aangetroffen met in zijn nabijheid een plastic tas met daarin een machete, waarover hij heeft verklaard dat die van hem was.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 oktober 2024 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van Airpods die aan die [slachtoffer] toebehoorden door die [slachtoffer]:
- de weg te versperren en
- mee te nemen naar een plek uit het zicht en
- meermaals te instrueren zijn zakken te legen en
- een machete te tonen en
- te instrueren zijn Airpods af te geven.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar, en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing. Het minderjarige slachtoffer werd uit het zicht van anderen gebracht, waarna hij onder bedreiging van een machete zijn Airpods heeft moeten afstaan. Dit is een zeer bedreigende situatie geweest voor het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor eigen gewin en hij heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten hebben daar vaak nog geruime tijd last van.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte van 14 april 2025. Hieruit blijkt dat hij op 5 oktober 2023 en op 22 juli 2024 voor soortgelijke misdrijven onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank gelet op het advies van de reclassering van 11 maart 2025. De reclassering ziet bij de verdachte instabiliteit op alle leefgebieden en een pro-criminele houding en acht het zorgelijk dat hij in korte tijd veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. Een eerder jeugdreclasseringstraject is mislukt waarna de verdachte werd overgedragen naar de volwassenreclassering. Volgens zijn toezichthouder zou een reclasseringstraject enkel kans van slagen hebben als de verdachte zich meewerkend en gemotiveerd opstelt om tot gedragsverandering te komen en openheid van zaken geeft. Controlerende voorwaarden zijn noodzakelijk om het dag- en nachtritme van de verdachte te structureren. Het advies luidt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, diagnostiek en ambulante behandeling, een locatiegebod met elektronische monitoring, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole, openheid geven over zijn sociaal netwerk en ambulante begeleiding.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij deze bijzondere voorwaarden wil nakomen.
De op te leggen sanctie
Gelet op de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Nu de reclassering een aantal bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van drie maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. Gelet op problemen van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en zijn bereidheid om mee te werken met de reclassering, gunt de rechtbank hem een laatste kans om met hulp van de reclassering zijn leven op orde te krijgen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verdachte het slachtoffer met een wapen heeft bedreigd en dat de reclassering de kans op herhaling inschat als hoog.

7.Vermogensmaatregel

Onder de verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen en niet teruggegeven:
1 STK mes (omschrijving: PL1100-2024221694-1654348).
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd te verklaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het mes (een machete) moet worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp hiervan is begaan en het ongecontroleerde bezit van dit mes in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 22 juli 2024 in de zaak met parketnummer 13-225978-24 heeft de politierechter te Amsterdam de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 9 augustus 2024 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 6 augustus 2024.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht de voorwaardelijke straf bij de totale strafoplegging te betrekken.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak B is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het zaak A ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3(
drie) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2(
twee) jaren;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zijn medewerking verleent aan risicotaxatie/diagnostiek (indien de toezichthouder dit geïndiceerd acht) en behandeling gericht op delictpreventie bij polikliniek De Waag of een soortgelijke forensische behandelinstelling, te bepalen door de toezichthouder. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de behandelaar en/of de toezichthouder hem geeft;
  • gedurende het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres [adres 3]. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met betrokkene en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de vijfde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het opgegeven verblijfadres;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van opleiding, betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • openheid geeft over zijn financiële zaken en, indien nodig, meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • tijdens de meldplicht openheid van zaken geeft betreffende zijn sociaal netwerk;
  • ambulante begeleiding ontvangt van een instantie nog te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de ambulante begeleiding.
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
onttrekt aan het verkeer:
1. STK mes (omschrijving PL1100-2024221694-1654348);
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13.225978.24 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 22 juli 2024;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J.A. de Weerd, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)