6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een vorm van veelvoorkomende criminaliteit die schade en overlast veroorzaakt bij onder meer ondernemers en winkelpersoneel. De verdachte heeft met haar handelen laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte van 1 april 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte al vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor winkeldiefstal en daarvoor geldboetes, taakstraffen en (on)voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd kreeg. Er is sprake van een duidelijk delictpatroon in het plegen van vermogensdelicten.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 23 april 2025 van GGZ Reclassering Inforsa, opgesteld door reclasseringswerker mevrouw [naam]. In dit advies staat dat financiële en psychische problemen het voornaamste motief lijken voor de diefstal, maar mogelijk speelde ook - net als in het verleden - middelenproblematiek (een harddrugverslaving) een rol. Er zijn problemen op diverse leefgebieden. Ook zijn er aanwijzingen dat de verdachte onvoldoende in staat is om met problemen om te gaan en dat zij emotioneel instabiel is. Gelet op haar zorg mijdende houding in het verleden en haar delictpatroon, heeft de reclassering in het rapport geadviseerd om aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De verdachte heeft verklaard al voor haar aanhouding vanwege de diefstal op 29 januari 2025 zelf actief hulp te hebben gezocht voor het aanpakken van haar problemen. Dit heeft er inmiddels onder meer toe geleid dat haar ernstig vervuilde woning met hulp van de GGD en familie opgeruimd en schoon is. Nu haar partner de komende tijd niet thuis woont (in verband met een aan hem opgelegde ISD-maatregel) verwacht zij het huishouden ook beter op orde te kunnen houden. Er is reeds contact gelegd met de Voedselbank. Ook heeft zij nu een netwerk waarop zij kan terugvallen, zoals GGD Vangnet en MEE & de Wering maatschappelijk werk. Daarnaast heeft zij zich vanuit detentie aangesloten bij Narcotics Anonymous Nederland (NA) en kan zij bij haar vrijlating rekenen op steun van een buddy via NA. Ook is haar moeder een belangrijke factor, die - anders dan in het verleden - nu ook haar steun aan en vertrouwen in de verdachte heeft uitgesproken. De verdachte heeft benadrukt dat van een zorg mijdende houding geen sprake meer is en dat zij een ander leven wil voor haar en voor haar kinderen. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal ertoe leiden dat zij haar woning verliest. De verdachte heeft de rechtbank gevraagd om te kiezen voor een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam] het reclasseringsadvies nader toegelicht. Zij heeft in reactie op wat de verdachte heeft gezegd en naar aanleiding van vragen van de rechtbank verwoord onder welke voorwaarden een voorwaardelijke ISD-maatregel een optie zou kunnen zijn. Eén van de belangrijkste voorwaarden zou moeten zijn dat de verdachte meewerkt aan een diagnostisch onderzoek en dat zij zich (indien nodig) aansluitend laat behandelen. Dat zou ambulante behandeling kunnen zijn, maar als opname geïndiceerd zou zijn is het belangrijk dat de verdachte zich ook daaraan conformeert. Diagnostisch onderzoek is nodig omdat geen concreet plan van aanpak kan worden gemaakt zolang onduidelijk is welke problematiek ten grondslag ligt aan het delictgedrag van de verdachte. De verdachte heeft weliswaar aangegeven nu zeer gemotiveerd te zijn, maar een harddrugverslaving is hardnekkig waardoor het risico bestaat dat zij ondanks alle positieve ontwikkelingen in oude (criminele) patronen zal terugvallen. Deze reeds gezette stappen zijn immers niet alleen kort geleden gezet, maar vooral ook praktisch van aard geweest. Daarnaast zouden als voorwaarden moeten gelden een meldplicht, urinecontroles en dagbesteding. Ook is inzage in haar financiën nodig. De reclassering kan dan in contact treden met de bewindvoerder van de verdachte. Ter zitting heeft de verdachte gezegd dat zij instemt met al deze voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden wordt voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Allereerst betreft de door de verdachte begane diefstal een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, terwijl het hier bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Gelet op de veelvuldige recidive en de persoonlijke problematiek van de verdachte, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van goederen vereist daarom het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat de verdachte voldoet aan de definitie van ‘stelselmatige dader’, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, van het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelt op basis van het strafblad van de verdachte vast dat zij een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van voornoemde richtlijn is, omdat er over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen haar zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf. Aan de zogenoemde ‘harde’ criteria voor oplegging van de ISD-maatregel is dus voldaan.
Ook aan de ‘zachte’ criteria voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Dat wil zeggen dat de rechtbank geen reëel alternatief ziet voor de oplegging van een ISD-maatregel. De rechtbank stelt op basis van het reclasseringsadvies, het strafblad en het onderzoek ter terechtzitting vast dat de verdachte worstelt met diverse problemen op praktisch en psychisch vlak, dat er meerdere recidive verhogende factoren zijn en dat eerdere (al dan niet vrijwillige) interventies niet tot het gewenst resultaat hebben geleid.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of deze maatregel in onvoorwaardelijke of voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd. De rechtbank stelt voorop dat de ISD-maatregel een uiterste middel (ultimum remedium) is, dat in beginsel pas wordt toegepast indien eerdere straffen de verdachte er niet van hebben kunnen weerhouden te recidiveren en alle eerdere hulpverlening niet het gewenste effect heeft gehad.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, hoewel pril, er positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zijn ingezet. Ook heeft de verdachte aangegeven dat zij aan de door de reclassering noodzakelijk geachte voorwaarden voor een voorwaardelijke ISD-maatregel wil meewerken. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat de verdachte oprecht gemotiveerd is haar leven nu positief te willen veranderen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat de verdachte door oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel haar woning zou kwijtraken. Het verlies van haar woning zal de hiervoor genoemde positieve ontwikkelingen frustreren en de kans op een terugval in middelengebruik en/of crimineel gedrag verhogen.
Vanwege het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een kans geboden moet worden en zal een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen. De verdachte moet zich goed realiseren dat haar hiermee een intensief traject staat te wachten en dat het aan haar is om deze kans aan te grijpen. Indien zij tijdens de proeftijd een strafbaar feit begaat of zich niet houdt aan de voorwaarden, kan alsnog de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel in onvoorwaardelijke vorm voor de duur van twee jaar worden bevolen.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan diagnostisch onderzoek, verplichte ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische behandeling, een drugsverbod en meewerken aan controle op drugsgebruik, het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding en inzicht bieden in financiën. De rechtbank stelt de proeftijd vast op twee jaren.
De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet bij een eventuele tenuitvoerlegging van de maatregel in mindering zal worden gebracht. Als op enig moment tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt besloten, zal de volledige twee jaar nodig zijn om de verdachte optimaal te laten profiteren van de ISD-maatregel, en om de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen.