ECLI:NL:RBNHO:2025:6252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
HAA 25/682
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering besluit op aanvraag omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden nabij recreatieterrein

In deze zaak heeft eiseres op 16 juli 2024 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal voor een omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden nabij de Tweede Doodweg 17 te Vogelenzang. De werkzaamheden omvatten de aanleg van verhardingen, kabels/leidingen, riolering bij een zwembad en 19 kavels ter voorbereiding van het plaatsen van recreatiewoningen. Het college heeft echter niet tijdig beslist op de aanvraag, waardoor eiseres op 24 december 2024 het college in gebreke heeft gesteld. Het college heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk geen besluit genomen. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld tegen de weigering van het college om een besluit te nemen. De rechtbank heeft op 27 mei 2025 uitspraak gedaan en het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat het college de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. Daarnaast is het college veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/682
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] ., uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Gideonse, advocaat te Apeldoorn,
en

het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, het college,

gemachtigde: mr. C.H. Norde, advocaat te Den Haag.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het college om een besluit te nemen op de door eiseres op 16 juli 2024 bij het college ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit het verrichten van aanlegwerkzaamheden op haar recreatieterrein nabij de Tweede Doodweg 17 te Vogelenzang.

Procesverloop

2.1
Naar aanleiding van voornoemde aanvraag heeft het college eiseres bij brief van 5 augustus 2024 verzocht voor 2 september 2024 nadere gegevens in te dienen. Daarbij heeft het college de behandeling van de aanvraag opgeschort vanaf de dag na de verzenddatum van genoemde brief tot het moment dat de aanvraag compleet is.
2.2
Het college heeft aanvullende gegevens ontvangen op 16 augustus 2024.
2.3
Bij besluit van 21 oktober 2024 heeft het college meegedeeld de beslistermijn van acht weken met zes weken te willen verlengen. Het tegen dit besluit door eiseres ingediende bezwaar heeft het college bij besluit van 24 maart 2025 kennelijk niet ontvankelijk verklaard
.
2.4
Bij brief van 24 december 2024 heeft eiseres het college in gebreke gesteld.
2.5
Eiseres heeft op 30 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
2.6
Het college heeft bij brief van 13 februari 2025 verweer gevoerd.
2.7
Eiseres heeft bij brief van 21 februari 2025 gereageerd op het verweerschrift.
2.8
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Hij werd vergezeld door [naam 1] bestuurder van eiseres, alsmede [naam 2] van [B.V.] Het college is verschenen bij gemachtigde. Zij werd vergezeld door [naam 3] en J [naam 4] , beiden juridisch adviseur bij de gemeente Bloemendaal.
2.9
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- bepaalt dat het college alsnog binnen twee weken gerekend vanaf de dag na de dag waarop het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak aan partijen wordt verzonden een besluit neemt op de aanvraag van 16 juli 2024 en dit besluit ook binnen die termijn aan eiseres bekendmaakt;
- bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,-- moet betalen aan eiseres voor elke dag dat het college de gegeven beslistermijn overschrijdt met een maximum van € 15.000,--;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 385,-- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,-- aan proceskosten aan eiseres.

Motivering van de beslissing

Inleiding
3. De op 16 juli 2024 door eiseres bij het college ingediende aanvraag ziet op het verrichten (legaliseren) van aanlegwerkzaamheden nabij de Tweede Doodweg 17 te Vogelenzang. Het gaat om de aanleg van verhardingen, kabels/leidingen, riolering bij een zwembad en 19 kavels. De werkzaamheden worden uitgevoerd ter voorbereiding van het plaatsen van recreatiewoningen.
Is het beroep tegen de weigering een besluit te nemen op goede gronden ingesteld?
4.1
Niet is in geschil dat het college niet op tijd heeft beslist op de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van 8 weken is immers ruimschoots verstreken. De beslissing is ook te laat indien de verlengingen van de beslistermijn, daargelaten of die zijn gaan gelden, bij de bepaling van de dag waarop uiterlijk moet zijn beslist, worden betrokken. Nu eiseres het college bij brief van 24 december 2024 in gebreke heeft gesteld en het college niet alsnog binnen twee weken heeft beslist, is het beroep tegen de weigering een besluit te nemen gegrond.
4.2
Omdat het college nog steeds geen besluit op de aanvraag van 16 juli 2024 genomen heeft, zal de rechtbank bepalen dat het college binnen de hierna te bepalen beslistermijn alsnog een besluit neemt en dit besluit ook binnen die beslistermijn aan eiseres bekend maakt.
De beslistermijn
4.3
Ter zitting heeft de rechtbank het college aldus begrepen dat inmiddels nagenoeg alle informatie (waaronder het benodigde archeologisch onderzoek) voorhanden is om een inhoudelijk besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Alleen het Bibob onderzoek loopt nog. In eerste instantie heeft het college zelf een Bibob-onderzoek verricht maar zij heeft aanleiding gezien het landelijk bureau Bibob in te schakelen. Het college verwacht uiterlijk 9 juni 2025 te beschikken over de resultaten van het integriteitsonderzoek door het landelijk bureau Bibob en heeft aangevoerd daarna een maand nodig te hebben voor het nemen van een besluit op de aanvraag omdat het college nog bij elkaar moet komen om zich over het te nemen besluit te buigen, zo begrijpt de rechtbank de gemachtigde van het college.
4.4
De rechtbank zal de beslistermijn bepalen op twee weken, zoals bepaald in artikel 8.55d, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In hetgeen de gemachtigde van het college heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding een langere termijn te bepalen omdat geen sprake is van een bijzonder geval en ook niet is gebleken dat naleving van enig wettelijk voorschrift daartoe noopt (artikel 8.55d, derde lid Awb). Voor zover het nodig is dat het college bij elkaar komt om zich over het te nemen besluit te buigen, kan dat binnen de gegeven termijn. De termijn gaat lopen vanaf de dag na de dag waarop het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak aan partijen wordt verzonden.
De dwangsom
4.5
Eiseres heeft gevraagd om een dwangsom vast te stellen. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,-- moet betalen aan eiseres voor elke dag dat het college de gegeven beslistermijn overschrijdt met een maximum van € 15.000,--. De rechtbank ziet geen aanleiding, anders dan eiseres heeft aangevoerd, af te wijken van het door de rechtbank ter zake van de hoogte van de dwangsom gevoerde beleid.
Conclusie en gevolgen
5.1
Nu het beroep gegrond is, zal het college worden veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,--. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,--. Voorts zal het college worden gelast om het griffierecht te vergoeden.
5.2
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.