In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder American Airlines, Inc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Guatemala-Stad, met tussenstops in Philadelphia en Miami. De passagier arriveerde echter met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming, wat leidde tot een vordering tot compensatie van € 600,- op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door een onverwachte beveiligingscontrole door de Amerikaanse douane, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat deze niet kon anticiperen op de inspectie en voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagier werd afgewezen en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.