ECLI:NL:RBNHO:2025:6378

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11532251 \ CV EXPL 25-758
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake gezondheidszorgovereenkomst en ambtshalve toetsing van informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eisende partij, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 460,00, vermeerderd met wettelijke rente, proceskosten en nakosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de eisende partij en de gedaagde partij kwalificeert als een overeenkomst betreffende gezondheidszorg, waardoor de ambtshalve toetsing aan de (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is. Dit is gebaseerd op artikel 6:230h lid 2 sub d BW, dat bepaalt dat deze bepalingen niet gelden voor gezondheidszorgovereenkomsten. De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld en vastgesteld dat het rentebeding niet oneerlijk is. De vordering van de eisende partij is toegewezen, en de gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vordering voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11532251 \ CV EXPL 25-758
Uitspraakdatum: 25 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [bedrijf 1], m.h.o.d.n. [bedrijf 2]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 460,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De overeenkomst is tot stand gekomen tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. In dit geval zijn die bepalingen echter niet van toepassing vanwege het volgende.
2.3.
In artikel 6:230h lid 2 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de bepalingen van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW niet van toepassing zijn op overeenkomsten betreffende gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 3 onderdeel a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 (
PbL 88/45). Artikel 3 onderdeel a van die richtlijn bepaalt dat onder gezondheidszorg wordt verstaan: gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, behouden of herstellen. Daarvan is in dit geval sprake, omdat de eisende partij ten behoeve van de gedaagde partij een geneeskundige behandeling heeft verricht. De onderhavige overeenkomst kwalificeert dus als een overeenkomst betreffende gezondheidszorg. De kantonrechter zal daarom niet ambtshalve toetsen aan de (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.3.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.4.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard.
2.5.
Het beding uit de algemene voorwaarden dat verband houdt met de vordering, te weten het rentebeding, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Dit beding luidt als volgt:
‘Indien de betaling door bijzondere omstandigheden per nota betaald dient te worden, geschiedt dit binnen 14 dagen na factuurdatum te gebeuren. Na het verstrijken van deze termijn treedt verzuim in en staat het de fysiotherapeut vrij om zonder nadere ingebrekestelling incassomaatregelen te nemen. Naast de declaratie zal ook de wettelijke rente worden gevorderd.’
Voor de goede orde wijst de kantonrechter erop dat de eerste zin van dit beding (“geschiedt te gebeuren”) grammaticaal niet goed loopt en dat het wenselijk is dat dit wordt aangepast.
Conclusie en proceskosten
2.6.
De vordering wordt toegewezen.
2.7.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
2.8.
Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 41,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 460,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 121,19;
griffierecht € 90,00;
salaris gemachtigde € 82,00;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 41,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op 25 juni 2025 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).