ECLI:NL:RBNHO:2025:6385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11556952 \ CV EXPL 25-752
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in een civiele zaak betreffende gezondheidszorg en betalingsverplichtingen

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 een verstekvonnis uitgesproken. De eisende partij, vertegenwoordigd door Straetus Incasso Friesland B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vordert een betaling van € 1.230,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente, proceskosten en nakosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de eisende partij en de gedaagde partij kwalificeert als een overeenkomst betreffende gezondheidszorg, waardoor de ambtshalve toetsing aan de (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is. Dit is gebaseerd op artikel 6:230h lid 2 sub d BW, dat bepaalt dat deze bepalingen niet gelden voor overeenkomsten betreffende gezondheidszorg. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn, en heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de laatste ingebrekestelling. De vordering is grotendeels toegewezen, en de gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.414,50, inclusief proceskosten en nasalaris. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11556952 \ CV EXPL 25-752
Uitspraakdatum: 18 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: Straetus Incasso Friesland B.V.
tegen
[gedaagde 1], zich noemende [gedaagde 2]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.230,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De overeenkomst is tot stand gekomen tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. In dit geval zijn die bepalingen echter niet van toepassing vanwege het volgende.
2.3.
In artikel 6:230h lid 2 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de bepalingen van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW niet van toepassing zijn op overeenkomsten betreffende gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 3 onderdeel a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 (
PbL 88/45). Artikel 3 onderdeel a van die richtlijn bepaalt dat onder gezondheidszorg wordt verstaan: gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, behouden of herstellen. Daarvan is in dit geval sprake, omdat de eisende partij ten behoeve van de gedaagde partij een geneeskundige behandeling heeft verricht. De onderhavige overeenkomst kwalificeert dus als een overeenkomst betreffende gezondheidszorg. De kantonrechter zal daarom niet ambtshalve toetsen aan de (pre)contractuele informatieplichten van boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.3.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar.
2.4.
De eisende partij maakt onder meer aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Ter onderbouwing van haar vordering stelt de eisende partij dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn zoals vermeld op de desbetreffende nota/factuur. Een betaaltermijn op een nota/factuur is op zichzelf echter geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. Uit de dagvaarding blijkt dat de eisende partij de gedaagde partij nog verschillende ingebrekestellingen heeft gestuurd waarvan minstens een voor het versturen van de veertiendagenbrief. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat de in de laatste ingebrekestelling gestelde betalingstermijn is verstreken, omdat vast staat dat de gedaagde partij in ieder geval vanaf dat moment in verzuim verkeert.
Conclusie en proceskosten
2.5.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.6.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
2.7.
Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.414,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.230,00 vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 340,00;
salaris gemachtigde € 204,00;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter