ECLI:NL:RBNHO:2025:6436

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
C/15/362563 / HA ZA 25-106
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproeping in vrijwaring in civiele procedure tussen groothandel in aardappelen en groothandel in akkerbouwproducten

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eisende partij, [De B.V.], een groothandel in aardappelen, groente en fruit, heeft een rechtsverhouding met de gedaagde partijen, Hofotra en [gedaagde sub 2], die ook een groothandel zijn. Hofotra en [gedaagde sub 2] hebben verzocht om de Holding en [junior] in vrijwaring op te roepen, omdat zij stellen dat er sprake is van bedrijfsfraude door [junior]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtsverhouding bestaat die van invloed kan zijn op de uitkomst van de hoofdzaak, waarin Hofotra mogelijk aan [De B.V.] moet betalen. De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen, wat betekent dat de Holding en [junior] in vrijwaring mogen worden gedagvaard. Tevens is [De B.V.] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 23 juli 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/362563 / HA ZA 25-106
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
[De B.V.] .,
te Medemblik,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [De B.V.] ,
advocaat: mr. J.H. Prins,
tegen
1.
HOFOTRA B.V.tevens handelend onder de namen
HOLLAND FOOD TRADEen
DUTCH CARROT GROUP,
te Alkmaar,
hierna te noemen: Hofotra,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
eisende partijen in het incident,
advocaat: mr. M.W.P. Buers Bakker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring eis in reconventie en akte overlegging producties 1 tot en met 6,
- de “
conclusie van antwoord in incident ex artikel 843A RV houdende referte”.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[De B.V.] is een groothandel in aardappelen, groente en fruit. Bestuurder van [De B.V.] is [De Holding] Holding B.V. (hierna: de Holding), waarvan enig aandeelhouder en bestuurder de heer [bestuurder] ( [bestuurder] ) is.
2.2.
Hofotra is een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeder. Bestuurders van Hofotra zijn Vencer B.V. en Gerrit Stroeve beheer B.V. [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Vencer B.V. is [gedaagde sub 2] .
2.3.
[De B.V.] en Hofotra doen jarenlang zaken met elkaar waarbij Hofotra producten bij [De B.V.] inkoopt.
2.4.
De zoon van [bestuurder] , te weten [junior] (hierna: [junior] ), deed tot eind mei 2024 de administratie van [De B.V.] en onderhield de contacten met Hofotra.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Hofotra en [gedaagde sub 2] vorderen dat hen wordt toegestaan om de Holding en [junior] in vrijwaring op te roepen en [De B.V.] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vordering stellen Hofotra en [gedaagde sub 2] dat er een rechtsverhouding bestaat tussen Hofotra, de Holding en [junior] Er is sprake van bedrijfsfraude door [junior] waar Hofotra het slachtoffer van dreigt te worden. Hofotra heeft betalingen aan de Holding en [junior] gedaan die, zo begrijpt de rechtbank, zouden worden verrekend met facturen van [De B.V.] die Hofotra diende te betalen. Hofotra heeft in dat verband aan de Holding een bedrag van € 50.981,35 betaald en aan [junior] een bedrag van € 28.863,25. Deze bedragen moeten of op grond van onrechtmatige daad of op grond van onverschuldigde betaling aan Hofotra worden terugbetaald. Indien de vorderingen van [De B.V.] in de hoofdzaak worden toegewezen, heeft dat tot gevolg dat Hofotra de facturen van [De B.V.] nog een keer moet betalen.
3.3.
[De B.V.] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. [De B.V.] voert echter ook aan dat door Hofotra en [gedaagde sub 2] geen onverschuldigde betalingen zijn verricht, maar leningen zijn verstrekt aan de Holding en [junior] Deze leningen zijn volgens [De B.V.] onrechtmatig en niet rechtsgeldig verrekend met facturen van [De B.V.] Als de vorderingen van [De B.V.] worden toegewezen, dan staan deze leningen nog open en kunnen door Hofotra en [gedaagde sub 2] worden geïnd. Toewijzing van de vordering in het incident zal de hoofdzaak onnodig vertragen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eisers in het incident, de gewaarborgden (in dit geval Hofotra en [gedaagde sub 2] ), voldoende onderbouwd en concreet stellen dat de in vrijwaring op te roepen derden, de waarborgen (in dit geval de Holding en [junior] ), krachtens hun rechtsverhouding met de gedaagden in de hoofdzaak (Hofotra en [gedaagde sub 2] ) verplicht zijn om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gedaagden in de hoofdzaak (Hofotra en [gedaagde sub 2] ) te dragen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding hoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
4.2.
[De B.V.] betwist niet dat er sprake is van een rechtsverhouding tussen de Holding en [junior] Wel wordt de aard van de rechtsverhouding betwist. Waar Hofotra en [gedaagde sub 2] stellen dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling dan wel onrechtmatige daad, stelt [De B.V.] dat er leningen zijn verstrekt aan de Holding en [junior] Deze leningen zijn volgens [De B.V.] onrechtmatig en niet rechtsgeldig verrekend met de facturen van [De B.V.] Partijen gaan er in beide gevallen vanuit dat er sprake is van handelen waardoor de Holding en [junior] mogelijk geld verschuldigd zijn aan Hofotra en [gedaagde sub 2] . Daarmee staat voor de rechtbank vast dat er sprake is van een rechtsverhouding die van invloed kan zijn op datgene waartoe Hofotra en [gedaagde sub 2] mogelijk worden veroordeeld aan [De B.V.] te betalen in de hoofdzaak.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet te verwachten dat de vrijwaring, in verhouding tot de hoofdzaak, zo tijdrovend zal zijn, dat op voorhand gevreesd moet worden voor de door [De B.V.] gestelde vertraging van de hoofdzaak. Zo nodig kan [De B.V.] op grond van artikel 215 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzoeken tot eerdere afdoening van de hoofdzaak.
4.4.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat de incidentele vordering wordt toegewezen.
4.5.
De rechtbank beschouwt [De B.V.] als de in het ongelijk gestelde partij. Hoewel [De B.V.] zich refereert aan het oordeel van de rechtbank heeft hij ook een aantal punten naar voren gebracht die de rechtbank leest als verweer tegen de incidentele vordering. Om deze reden zal [De B.V.] in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat [De Holding] Holding B.V. en [junior] door Hofotra en [gedaagde sub 2] in vrijwaring worden gedagvaard tegen de terechtzitting van 23 juli 2025,
5.2.
veroordeelt [De B.V.] in de kosten van het incident, aan de zijde van Hofotra en [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 614,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 juli 2025 voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.
MKG/ JG