ECLI:NL:RBNHO:2025:6461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
15/052494-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens straatroof, winkeldiefstallen, mishandelingen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer jeugdstrafzaken tegen een minderjarige verdachte. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, winkeldiefstallen, mishandelingen en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren op een nog niet gespecificeerd moment in de gemeente Zaanstad, is op 13 februari 2024 beschuldigd van het stelen van AirPods van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. Daarnaast zijn er meerdere mishandelingen en diefstallen gepleegd in de periode van september tot en met oktober 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van bepaalde feiten. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de meeste ten laste gelegde feiten, met uitzondering van één feit, en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 121 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder hulpverlening en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/052494-24, 15/272153-23 (ttz. gev.), 15/311305-23 (ttz. gev.), 13/165322-24 (ttz. gev.) en 15/387225-24 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 11 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 mei 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G.F.H. Velthuizen, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
15/052494-24
hij, op of omstreeks 13 februari 2024 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, te weten de [openbare weg] , in elk geval op of aan een openbare weg airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [de benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [de benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [de benadeelde partij 1] een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan;
15/272153-23
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad balaclava muts/bivakmuts, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [de benadeelde parij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15/311305-23
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad openlijk, te weten, [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [de benadeelde partij 3] door die [de benadeelde partij 3]
- van de fiets te duwen en/of
- tegen het hoofd en/of armen en/of benen, althans het lichaam, te schoppen terwijl hij op de grond lag;
Feit 2:
hij op of omstreeks 18 september 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 4] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 4] van de fiets te trekken en/of in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan;
Feit 3:
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 3] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 3]
- vast te pakken,
- in een hoek te duwen en/of
- in het gezicht en/of tegen de rug te slaan;
13/165322-24
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer fles(sen) Martini, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] (gevestigd aan [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15/387225-24
Feit 1:
hij, op of omstreeks 4 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad, openlijk op of aan de openbare weg, te weten de [openbare weg] , in elk geval op of aan een openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [de benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [de benadeelde partij 5] en/of een derde toebehoorde(n) door die [de benadeelde partij 5] ;
- een of meerdere malen aan te spreken en/of te dwingen te blijven staan en/of;
- te dwingen mee te lopen en/of hem daarbij dwingend de woorden toe te voegen
“Kom eens mee” en/of “Ee kijk eens kijk eens” en/of met zijn hand in zijn jaszak het handvat van een vuurwapen gelijkend voorwerp vast te pakken en/of;
- op dwingende en/of intimiderende toon de woorden toe te voegen: "Lever je jacka in of ik blaas je” en/of;
- een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of daarmee naar zijn borst en/of
het lichaam te richten en/of een patroon, althans een patroon van een vuurwapen
gelijkend voorwerp te tonen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer (onbekende) anderen of omstreeks 4 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad, openlijk op of aan de openbare weg, te weten de [openbare weg] , in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [de benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [de benadeelde partij 5] en/of een derde toebehoorde(n), door die [de benadeelde partij 5] ;
- een of meerdere malen aan te spreken en/of te dwingen te blijven staan en/of;
- te dwingen mee te lopen en/of hem daarbij dwingend de woorden toe te voegen “Kom eens mee” en/of “Ee kijk eens kijk eens” en/of met zijn hand in zijn jaszak het handvat van een vuurwapen gelijkend voorwerp vast te pakken en/of;
- op dwingende en/of intimiderende toon de woorden toe te voegen: "Lever je jacka in of ik blaas je” en/of;
- een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of daarmee naar zijn borst en/of het lichaam te richten en/of een patroon, althans een patroon van een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- met een fatbike naar het station te rijden en die [medeverdachte] en/of een of meer (onbekende) anderen mee te nemen, en/of;
- het zicht op voornoemde [de benadeelde partij 5] af te schermen voor zijn vrienden op het moment dat die [medeverdachte] en/of een of meer (onbekende) anderen [de benadeelde partij 5] meenamen naar een (meer) afgelegen plek om hem van zijn jas te ontdoen, en/of;
- met die [medeverdachte] en/of een of meer (onbekende) anderen op de fatbike bij die [de benadeelde partij 5] weg te rijden, en daarna, weg te (blijven) rijden voor de politie teneinde uit de greep van de politie te blijven en het bezit van het gestolene te (blijven) verzekeren;
Feit 2:
hij, op of omstreeks 4 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, gas- en/of alarmpistool voorhanden heeft gehad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder de dagvaardingen met parketnummers 15/052494-24, 15/272153-23, 15/311305-23 (feiten 1, 2 en 3), 13/165322-24 (met uitzondering van het bestanddeel “tezamen en in vereniging”) en 15/387225-24 (feiten 1 primair en 2).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit van de dagvaarding met parketnummer 15/387225-24. De verdediging heeft verder gesteld dat de overige ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak 15/387225-24 (medeplegen/medeplichtigheid afpersing op 4 december 2024)Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 1 primair en subsidiair van de dagvaarding met parketnummer 15/387225-24 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte opzet had op enige betrokkenheid bij de tenlastegelegde afpersing. De rechtbank heeft ook niet kunnen vaststellen dat het wapen dat de verdachte in zijn bezit had bij zijn aanhouding is gebruikt bij de afpersing van de jas.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder de dagvaardingen met parketnummers 15/052494-24, 15/272153-23, 15/311305-23 (feiten 1, 2 en 3), 13/165322-24 en 15/387225-24 (feit 2) ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3.3.2. genoemde ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
15/052494-24
hij op 13 februari 2024 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de [openbare weg] , airpods die aan [de benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [de benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [de benadeelde partij 1] meerdere malen tegen het hoofd te slaan;
15/272153-23
hij op 6 september 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad een bivakmuts die aan [de benadeelde parij 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15/311305-23
Feit 1:
hij op 12 september 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad openlijk, te weten op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [de benadeelde partij 3] door die [de benadeelde partij 3]
- van de fiets te duwen en
- tegen het hoofd en armen en benen te schoppen terwijl hij op de grond lag;
Feit 2:
hij op 18 september 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 4] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 4] van de fiets te trekken en in het gezicht te slaan;
Feit 3:
hij op 16 oktober 2023 te Krommenie, gemeente Zaanstad [de benadeelde partij 3] heeft mishandeld door die [de benadeelde partij 3]
- vast te pakken,
- in een hoek te duwen en
- in het gezicht en tegen de rug te slaan;
13/165322-24
hij op 16 mei 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, flessen Martini die aan [supermarkt] (gevestigd aan [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15/387225-24Feit 2:
hij op 4 december 2024 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas- of alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/052494-24: diefstal, gevolgd met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
15/272153-23: diefstal.
15/311305-23:
feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
feit 2: mishandeling.
feit 3: mishandeling.
13/165322-24: diefstal door twee of meer verenigde personen.
15/387225-24:
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 211 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is geadviseerd.
De officier van justitie heeft hierbij dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Ten slotte heeft de officier van justitie opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het rapport van de psycholoog waaruit blijkt dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte zijn toe te rekenen en dat er nog veel op de verdachte gaat afkomen. De verdediging heeft bepleit een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan het voorarrest met opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis. De verdediging heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of daarnaast een voorwaardelijk deel in de vorm van een jeugddetentie of een werkstraf moet worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht niet als voorwaarde verplicht herstelcontact met de slachtoffers op te leggen, omdat dit botst met een contactverbod. Het herstelcontact zou wel op vrijwillige basis kunnen plaatsvinden. Tenslotte heeft de verdediging verzocht geen contactverbod met de mededaders op te leggen, omdat de feiten zijn gepleegd met steeds verschillende personen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia psychologisch rapport van 17 mei 2024, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, en het adviesrapport van de Raad van 16 mei 2025 met een aanvulling van 20 mei 2025.
De verdachte heeft zich (samen met anderen) schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten.
Op 12 september 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Hierbij is het slachtoffer van de fiets geduwd en is hij tegen zijn hoofd, armen en benen geschopt terwijl hij op de grond lag. Op 16 oktober 2023 heeft de verdachte hetzelfde slachtoffer mishandeld door hem in een hoek te duwen en hem in het gezicht en tegen zijn rug te slaan. Daarnaast heeft de verdachte een ander slachtoffer op 18 september 2023 mishandeld door hem van de fiets te trekken en in zijn gezicht te slaan.
Op 13 februari 2024 heeft de verdachte samen met een ander een slachtoffer beroofd van zijn AirPods waarbij het slachtoffer op zijn hoofd is geslagen.
Door het plegen van dit soort geweldsdelicten heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. De verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven zich nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. De impact blijkt ook uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van het slachtoffer van de twee geweldsdelicten in september en oktober 2023. Verder veroorzaken dit soort feiten ook gevoelens van onveiligheid in hun directe omgeving en in de samenleving.
Ook heeft de verdachte zich op 6 september 2023 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal door bij [de benadeelde parij 2] een bivakmuts weg te nemen. Op 16 mei 2024 heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal door bij supermarkt [supermarkt] flessen Martini weg te nemen.
Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die voor de benadeelden hinder en schade met zich meebrengen.
Tenslotte heeft de verdachte zich op 4 december 2024 schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit door een gas- of alarmpistool voorhanden te hebben. Dit soort feiten zorgen voor maatschappelijke onrust en versterken de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 april 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een vernieling en belediging van opsporingsambtenaren en zich zes maanden verplicht moest melden bij de jeugdreclassering.
Het psychologisch rapport van 17 mei 2024 houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is een stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis vastgesteld en is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook wordt bij hem vastgesteld dat er een achterstand is in de sociaal emotionele ontwikkeling.
Er is een patroon ontstaan van regeloverschrijdend gedrag, impulsief gedrag, gebrekkige zelfreflectie en beperkt inlevingsvermogen. Ook is er een stoornis in middelengebruik (cannabis) die gezien kan worden als een inadequate copingstrategie. De stoornis in middelengebruik kan een versterkend effect hebben gehad op de toch al beperkte impulscontrole en emotieregulatie.
De vastgestelde normoverschrijdende gedragsstoornis heeft de verdachte beperkt in het maken van keuzes. Ook de bij de verdachte vastgestelde vertraagd verlopen ego-ontwikkeling beperkte hem, hij was daardoor niet goed in staat zelf sturing te geven aan zijn gedrag, zich in te leven in gedachten, motieven en gevoelens van zichzelf en anderen en de consequenties van zijn gedrag te overzien.
De verdachte heeft bij de diefstal impulsief gehandeld en bij geweldpleging wilde hij zich stoer en onkwetsbaar opstellen zonder daarbij oog te hebben voor wat zijn gedrag teweeg bracht bij de ander, hij laat geen schuld- of schaamtegevoelens zien.
Bij de diefstal ontbreekt ook schuldgevoel, hij handelde vanuit directe behoeftebevrediging, impulsief en ondoordacht.
De deskundige adviseert de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte
.Het recidiverisico is hoog als er geen inzet is van hulp, toezicht en begeleiding, maar met de inzet van gerichte hulp kan het recidiverisico worden verminderd en zijn er aanknopingspunten om de bedreigde ontwikkeling van de verdachte bij te sturen en de recidivekans te verlagen.
De hechte band die hij ervaart met gezinsleden kan gezien worden als een beschermende factor. Ook lijkt de verdachte in een omgeving met veel toezicht en structuur (zoals bij Paraat Zorg en School2Care) geneigd zich aan afspraken te houden en regels op te volgen wanneer die worden opgelegd door mensen met wie hij goed contact ervaart.
De deskundige adviseert een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, waarbij de verdachte verplicht is zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering te houden, ook als deze aanwijzingen inhouden dat hij intensieve begeleiding en behandeling krijgt, bijvoorbeeld vanuit School2Care, een IFA coach, Levvel en/of vanuit De Forensisch Zorgspecialisten/De Waag.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en zal de feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Verder heeft de rechtbank het uitgebrachte adviesrapport en de aanvulling hierop van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De verdachte woont al een tijd op de gesloten groep van Levvel, waar hij het goed doet. Hij houdt zich daar aan de regels en ook op school gaat het over het algemeen goed. Gelijktijdig wordt er stapsgewijs teruggewerkt naar huis en een schoolwisseling. Er staat hierdoor nog een hoop te gebeuren voor de verdachte. De Raad ziet dat de verdachte sinds een paar maanden positieve stappen aan het zetten is, maar dit is nog pril. Hij krijgt nu stapje voor stapje meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Zo is zijn enkelband er sinds een paar weken af en loopt de gesloten machtiging mogelijk af op 6 juli 2025.
Op basis van statische of vaststaande gegevens zoals eerdere veroordelingen en leeftijd komt het algemeen recidive risico uit op hoog. Het dynamisch risicoprofiel komt daarentegen uit op laag. Bij de verdachte zijn ook veel beschermende factoren die de kans op herhaling verkleinen. De Raad vindt het van belang dat hulpverlening wordt ingezet om de aanwezige risicofactoren te verkleinen. De Raad maakt zich de meeste zorgen over het blowen van de verdachte. Hij blowt (bijna) dagelijks één of meer joints.
Sinds een aantal maanden is een IFA-coach en intensieve behandeling bij de Waag ingezet. De risico's die aanwezig zijn wat betreft zijn agressieregulatie worden door de behandeling meegenomen. De Raad vindt het van belang dat er ook gekeken wordt naar onderliggend trauma. Ook kan er mogelijk vanuit de al betrokken hulpverlening gekeken worden naar zijn middelengebruik. Wanneer dit niet passend lijkt of niet haalbaar is, kan er mogelijk aanvullende hulpverlening ingezet worden, gespecialiseerd op middelengebruik.
De Raad is van mening dat er voorzichtig omgegaan moet worden met (meer) vrijheden, zodat hij niet overvraagd wordt.
De Raad adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen (gelijk aan het voorarrest) en een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf,
onder de algemene voorwaarde dat de verdachte:
• zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar
feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• meewerkt aan de hulpverlening van de Waag of een soortgelijke instantie of behandeling;
• meewerkt aan de hulpverlening van de IFA-coach of aan een soortgelijke coach/begeleiding;
• meewerkt aan hulpverlening gericht op verslaving/middelengebruik, indien De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar dit nodig acht;
• meewerkt en zich inzet voor een zinvolle dagbesteding zoals middels onderwijs en/of werk/stage;
• verboden wordt direct of indirect contact te leggen of te laten leggen met de medeverdachten en slachtoffers, zo lang De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar dit nodig acht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, zo lang De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar dit nodig acht.
De Raad adviseert te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De Raad heeft ter zitting hieraan het volgende toegevoegd.
De verdachte is gebaat bij duidelijkheid en structuur. Hij is snel geagiteerd en boos. Verder doet hij het goed en is hij goed aanspreekbaar. Het is goed dat hij een bijbaan heeft. Hij wil straks naar [college] dan wel [college] . [college] lukt mogelijk niet omdat het slachtoffer van de twee geweldsdelicten in 2023 daar ook onderwijs volgt en nog angst heeft voor de verdachte. De verdachte staat open om te praten met een psychiater over zijn blowgedrag. De Raad acht het recidivegevaar op dit moment laag maar de verdachte moet wel blijven meewerken aan de in het rapport geadviseerde bijzondere voorwaarden. Aan de jeugdreclassering wordt overgelaten of een contactverbod nodig is. Het zou goed zijn als de verdachte gaat meewerken aan mediation.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de GI] , werkzaam bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers, aangegeven dat bij de verdachte een groei te zien is sinds hij bij de groep [groep] verblijft. Hij komt zijn afspraken na en zit in een positieve flow. De bedoeling is dat de gesloten plaatsing niet wordt verlengd. Als hij dan thuis is, moet worden bezien hoe het thuis en op school gaat. Zij willen dan bekijken of een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers (nog) nodig is.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte gesloten is geplaatst in het kader van een civiele beslissing en daar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij krijgt steeds meer vrijheden en de machtiging gesloten jeugdhulp loopt tot 6 juli 2025, waarna hij waarschijnlijk weer teruggaat naar huis en (oude) school. Dit maakt dat een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden als stok achter de deur passend is.
Tenslotte wordt bij de feiten gepleegd op 6, 12 en 18 september 2023 en op 16 oktober 2023 de redelijke termijn met ongeveer vier maanden overschreden. De rechtbank volstaat, gelet op de beperkte duur van deze overschrijding, met deze constatering. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte daarna opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat het in zijn belang is dat deze zaken gelijktijdig behandeld zouden worden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie moet worden opgelegd die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zijnde 121 dagen.
De rechtbank is ook van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 60 uren, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit en onder oplegging van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet echter geen reden voor een contactverbod met alle medeverdachten, omdat de feiten telkens met een ander zijn gepleegd.
De rechtbank vindt een contactverbod met de slachtoffers wel noodzakelijk zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank ziet geen reden om verplichte herstelbemiddeling als voorwaarde op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld, openlijke geweldpleging en mishandelingen. Gelet op het recidivegevaar, dat zonder de voorgestelde bijzondere voorwaarden door de Pro Justitia rapporteur en de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [de benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.586,22 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de in de dagvaarding met parketnummer 15/311305-23 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 80,60 kosten openbaar vervoer, € 5,62 parkeerkosten en € 1.500,- immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de materiële schade.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de immateriële schade primair op het standpunt gesteld dat deze niet eenvoudig is vast te stellen en dat dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het bedrag te matigen. De vordering betreft twee feiten, waarbij meerdere mensen betrokken zijn geweest. Daarbij kwam het slachtoffer al van een andere school, omdat hij daar gepest werd. Het is niet duidelijk welke rol de verdachte bij de immateriële schade heeft gespeeld en het is ook niet duidelijk of de (gehele) schade door zijn toedoen is ontstaan. Hiervoor zijn geen onderliggende stukken in het dossier. Een schadevergoeding van de gevorderde omvang is dan ook niet terecht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. Er zijn echter kosten voor 31 reizen met het openbaar vervoer gevorderd, terwijl volgens de onderbouwing 24 reizen zijn gemaakt (de rechtbank constateert een dubbeltelling van de periode 1 november 2023 tot en met 10 november 2023). De rechtbank zal dan ook, naast de parkeerkosten van € 5,62, voor de kosten openbaar vervoer een bedrag van € 62,40 (24 x € 2,60) toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023, zijnde het midden van de periode waarbinnen deze kosten zijn gemaakt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ten tijde van de gepleegde delicten de leeftijd van 14 jaar nog niet had bereikt, is de moeder van de verdachte tot vergoeding van voornoemde schade gehouden.
Daarnaast dient de moeder van de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 15/387225-24 onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 15/052494-24 ten laste gelegde feit, het onder parketnummer 15/272153-23 ten laste gelegde feit, de onder 1, 2 en 3 van parketnummer 15/311305-23 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 13/165322-24 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 15/387225-24 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
EENHONDERD EN EENENTWINTIG (121) DAGEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
TACHTIG (80) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VEERTIG (40) DAGEN jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
ZESTIG (60) UREN, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door DERTIG (30) DAGEN jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan de hulpverlening van de Waag of een soortgelijke instantie of behandeling, gericht op emotie/agressieregulatie en mogelijke onderliggende trauma’s, zolang de jeugdreclassering dit in overleg met de Waag nodig vindt;
  • meewerkt aan de hulpverlening van de IFA-coach of aan een soortgelijke coach/begeleiding, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • meewerkt aan hulpverlening gericht op verslaving/middelengebruik, indien en zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • meewerkt en zich inzet voor een zinvolle dagbesteding zoals onderwijs en/of werk/stage;
  • geen (in)direct contact heeft met slachtoffers [de benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , [de benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] en [de benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum] , zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[de benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 818,02, bestaande uit € 68,02 voor de materiële en
€ 750,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de moeder van de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag aan immateriële schade vanaf 29 september 2023 en over het bedrag aan materiële schade vanaf 25 oktober 2023, tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de moeder van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaken met de parketnummers 15/052494-24 en 15/387225-24.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mrs. J. van Beek en R.M. Verberne, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2025.
Mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.