ECLI:NL:RBNHO:2025:6492

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
15/264142-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag onder invloed van alcohol en cocaïne

Op 15 juni 2023 vond er een verkeersongeval plaats op de kruising Hartweg met de Zwarteweg in 't Veld, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Peugeot Partner, frontaal tegen de linker flank van een tegemoetkomende Seat Ibiza botste. Dit gebeurde terwijl de verdachte onder invloed was van alcohol en cocaïne. Het slachtoffer, de bestuurder van de Seat, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder meerdere gebroken ribben, een klaplong, en een gebroken bekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen door geen voorrang te verlenen en niet tijdig op te merken dat de andere auto dichtbij was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele sociale situatie en het feit dat hij al was gestart met een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/264142-24 (P)
Uitspraakdatum: 24 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.A.A. Kool, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15-06-2023 te 't Veld, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hartweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de kruising met de Zwarteweg te naderen en
- niet tijdig op te merken dat een hem op die Hartweg tegemoetkomende personenauto zeer dichtbij was en/of
- links af te slaan, teneinde die Zwartweg in te rijden en/of
- ( daarbij) die tegemoetkomende personenauto niet te laten voorgaan en/of
- frontaal tegen de linker flank van die personenauto op te botsen
waardoor aan de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben, een klaplong, bloed in de borstkas, een gebroken bekken, een gebroken heup en een kneuzing van een nier, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15-06-2023 te 't Veld, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hartweg, bij het afslaan naar links, teneinde de Zwartweg in te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomende personenauto niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 15-06-2023 te 't Veld, gemeente Hollands Kroon een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 17 microgram cocaïne per liter bloed en 1,62 milligram per milliliter bloed ethanol/alcohol bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Daarbij gaat de officier van justitie voor feit 1 primair uit van een aanmerkelijke mate van schuld.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Op de verweren van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging van feit 1 primair
Feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 15 juni 2023 heeft omstreeks 23:05 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising Hartweg met de Zwarteweg in ’t Veld. De verdachte reed in zijn auto, te weten een Peugeot Partner, op de Hartweg komende vanuit de richting Winkel en gaande in de richting van Zijdewind. Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) reed in een Seat Ibiza op de Hartweg komende uit de tegengestelde richting, te weten uit de richting Zijdewind en gaande in de richting Winkel. De Hartweg bestaat uit één rijbaan verdeeld in twee rijstroken die, vlak voor de kruising en vlak na de kruising, onderling gescheiden worden door een centrale wegverhoging. De Hartweg is een voorrangsweg, waar op het moment van het verkeersongeval de straatverlichting brandde, het droog weer was en het zicht niet werd belemmerd. Uit onderzoek aan beide voertuigen volgt dat de verdachte met dimlicht aan reed en de Seat stadslicht voerde.
De verdachte noch het slachtoffer kan zich de toedracht van het verkeersongeval herinneren. Er zijn ook geen getuigen die het verkeersongeval hebben zien gebeuren. Uit de schade, de aangetroffen sporen en verder forensisch onderzoek ter plaatse volgt dat de verdachte op enig moment linksaf is geslagen richting de Zwarteweg. De verdachte heeft daarbij geen voorrang verleend aan het slachtoffer en is vervolgens frontaal tegen de linker flank van de Seat aangereden waardoor deze via de berm en het fietspad in de wegsloot tot stilstand is gekomen. Als gevolg van dit verkeersongeval heeft het slachtoffer letsel opgelopen.
Het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van een alternatief scenario waarin de verdachte niet linksaf
wilde slaan,maar rechtdoor wilde rijden en zonder dat de oorzaak daarvan duidelijk is geworden linksaf
is gegaan,is gestoeld op de bij de politie afgelegde verklaring van de verdachte waarbij de verdachte ervan uitging dat hij komende vanuit de andere richting op de Hartweg reed. Gelet op het forensisch onderzoek ter plaatse en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij die dag komende uit de richting van Winkel op de Hartweg reed, gaat het door de raadsman geschetste alternatieve scenario uit van een feitelijke onjuistheid. Dit verweer behoeft dan ook geen nadere bespreking.
Uit het bloedonderzoek dat is verricht bij de verdachte, volgt dat hij ten tijde van het ongeval onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, in combinatie met cocaïne verkeerde. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij kort voor het ongeval een hoeveelheid alcohol had gedronken en daarbij tevens cocaïne had gebruikt.
Schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in het geval van een (op zijn minst) aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Het gedrag van de verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer, in dit geval een bestuurder van een personenauto, in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
De rechtbank stelt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vast dat het door de verdachte vertoonde gedrag substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist en mag worden verwacht en dat niet slechts sprake is van één verkeersovertreding. De verdachte had anders kunnen en moeten handelen. De verdachte heeft – ondanks de brandende straatverlichting en de droge weersomstandigheden – de tegemoetkomende Seat niet tijdig opgemerkt en is vervolgens zonder voorrang te verlenen linksaf geslagen.
Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario dat de Seat onvoldoende zichtbaar is geweest, waardoor het verkeersongeval (mede) is veroorzaakt, acht de rechtbank onaannemelijk. Uit onderzoek aan het voertuig is namelijk gebleken dat de Seat minst genomen stadslicht voerde, en in combinatie met de brandende straatverlichting, voldoende zichtbaar moet zijn geweest voor de verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte bij het links afslaan voldoende oplettend had moeten zijn en het is gelet op de brandende straatverlichting, de goede weersomstandigheden en het door het slachtoffer gevoerde licht dan ook onbegrijpelijk dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien. Daar komt bij dat de verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol en cocaïne. Deze middelen hebben – zo is algemeen bekend – een negatieve invloed op het inschattings- en reactievermogen, en zijn daarom onverenigbaar met het besturen van een auto. Op basis van de hiervoor genoemde verkeersgedragingen van de verdachte in samenhang bezien en in combinatie met het hoge gehalte aan alcohol en cocaïne in zijn bloed, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW is aan te merken en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Lichamelijk letsel
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het slachtoffer ten gevolge van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel zodanig letsel dat daaruit de tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval meerdere gebroken ribben, een klaplong, bloed in de borstkas, gebroken bekken, een gebroken heup en een kneuzing van de nier heeft opgelopen. Het slachtoffer is meerdere weken opgenomen geweest in het ziekenhuis en moest geopereerd worden aan zijn heup. De verwachte herstelduur betrof ongeveer één jaar. Gelet op dit alles is zonder meer sprake van zwaar lichamelijk letsel.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 15 juni 2023 te 't Veld, gemeente Hollands Kroon, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hartweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, de kruising met de Zwarteweg te naderen en
- niet tijdig op te merken dat een hem op die Hartweg tegemoetkomende personenauto zeer dichtbij was en
- links af te slaan, teneinde die Zwarteweg in te rijden en
- daarbij die tegemoetkomende personenauto niet te laten voorgaan en
- frontaal tegen de linker flank van die personenauto op te botsen
waardoor aan de bestuurder van die personenauto genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben, een klaplong, bloed in de borstkas, een gebroken bekken, een gebroken heup en een kneuzing van een nier, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 15 juni 2023 te 't Veld, gemeente Hollands Kroon een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 17 microgram cocaïne per liter bloed en 1,62 milligram per milliliter bloed ethanol/alcohol bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en
terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet.
feit 2:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, waarvan acht weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden ontzegd voor de duur van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte conform het advies van de reclassering. De raadsman acht het niet in het belang van de verdachte of de maatschappij om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen. Een taakstraf vindt hij meer passend. Ten aanzien van het opleggen van een eventuele maatregel tot ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman verzocht deze (deels) voorwaardelijk op te leggen. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid acht de raadsman niet passend, omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarnaast verkeerde de verdachte gedurende zeven maanden in de veronderstelling dat zijn rijbewijs was ingevorderd en heeft hij in deze periode niet gereden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 15 juni 2023 een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. De verdachte is, onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en cocaïne, bij een kruispunt linksaf geslagen en heeft daarbij een hem tegemoetkomende personenauto over het hoofd gezien. Door geen voorrang te verlenen is hij vervolgens frontaal tegen de linkerflank van de hem tegemoetkomende personenauto gebotst, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten meerdere botbreuken, een klaplong, bloed in de borstkas en een kneuzing van de nier. Het slachtoffer is als gevolg hiervan meerdere weken opgenomen in het ziekenhuis en moest geopereerd worden aan zijn heup. Het verkeersgedrag van de verdachte heeft niet alleen directe gevolgen gehad voor het slachtoffer, ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van de verdachte ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 28 februari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 16 januari 2025. In het rapport schrijft de reclassering dat de verdachte kampt met een hoge mate van stabiliteit op sociaal-maatschappelijk vlak. Hij beschikt over een eigen koopwoning, een fulltime baan, een vast arbeidscontract en een toereikend inkomen. Daarnaast is er sprake van een steunend familiaal en sociaal netwerk alsook van een stabiele partnerrelatie. Er worden geen problemen ten aanzien van het middelengebruik waargenomen. De reclassering beschouwt de bewezenverklaarde feiten als een incidentele gebeurtenis. Hoewel de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, zijn er geen aanwijzingen dat hier de afgelopen jaren op structurele of regelmatige basis sprake van is geweest. Daarnaast hebben de bewezenverklaarde feiten een grote impact op het leven van de verdachte gehad. De reclassering schat het recidiverisico dan ook in als laag-gemiddeld, maar stelt dat de verdachte wel baat zou kunnen hebben bij gedragsinterventie ten aanzien van zijn middelengebruik. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie middelengebruik.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte merkt de rechtbank nog op dat de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven al gestart te zijn met de door de reclassering geadviseerde gedragsinterventie. Hij heeft verklaard eerst een sceptische houding te hebben gehad ten opzichte van deze bijeenkomsten, maar nu erkent hij het belang ervan. De bijeenkomsten hebben hem geholpen om inzicht in zijn eigen gedrag te krijgen en bepaalde patronen te doorbreken.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW 1994. De oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel, aanmerkelijke schuld en alcoholgebruik boven de 570 μg/l (1,3 ‰), een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren. Daarnaast wordt het gebruik van drugs als strafverzwarende omstandigheid genoemd.
Hoewel de rechtbank een gevangenisstraf – zoals geadviseerd in de oriëntatiepunten en tevens gevorderd door de officier van justitie – als strafmodaliteit op zichzelf passend acht bij de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan, zal zij hier in onderhavig geval van afwijken. De rechtbank houdt daarbij rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en blijken uit het reclasseringsrapport. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte al is gestart met de door de reclassering geadviseerde gedragsinterventie. Hiermee heeft hij aangetoond zijn verantwoordelijkheid te nemen en meer inzicht te willen verkrijgen in het laakbare van zijn handelen, waarover hij open op zitting heeft verteld en waarin hij oprecht overkomt. De rechtbank neemt voorts in overweging dat de reclassering contra-indicaties ziet voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt dit alles ten gunste mee van de verdachte en ziet daarom geen aanleiding voor het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht gelet op de ernst van het feit de oplegging van een forse onvoorwaardelijke taakstraf wel passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren passend en geboden is. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaar. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om de verkeersdeelnemers te beschermen tegen dit rijgedrag.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
1 (één) jaar. Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. I. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Maerman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2025.