6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met de medeverdachte in de trein het slachtoffer tegengekomen met wie zij al enige tijd ruzie hadden. Hier heeft de medeverdachte het slachtoffer vastgepakt en zijn zij uit de trein gestapt. Vervolgens heeft er een confrontatie plaatsgevonden op het perron, waarbij de verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geslagen en de medeverdachte een machete heeft getrokken. Vervolgens heeft de verdachte een mes getrokken en het slachtoffer gestoken in de buik. Dit is een buitengewoon ernstig feit, waarbij van geluk mag worden gesproken dat het letsel bij het slachtoffer – buiten toedoen van de verdachte – beperkt is gebleven. Gelet op de plaats waar hij heeft gestoken, had de verdachte hem immers gemakkelijk in een vitaal lichaamsdeel kunnen raken, met mogelijk dodelijk gevolg.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat dit steekincident ook nog eens in het openbaar heeft plaatsgevonden, te weten op het perron, waar ook omstanders aanwezig waren. Dit soort ernstige feiten in het openbaar tasten het gevoel van veiligheid in de samenleving aan.
Bovendien hebben steeds meer jongeren messen bij zich vanuit de gedachte zich mogelijk te moeten beschermen. Dit vergroot echter alleen maar de kans dat die bij ruzies (zoals in dit geval ook is gebeurd) daadwerkelijk worden gebruikt, met het risico dat mensen gewond raken of zelfs komen te overlijden. Dit lijkt ook het geval te zijn in Purmerend. Daar is het wapenbezit onder jongeren namelijk zorgelijk toegenomen en daarmee ook het aantal geweldsincidenten op straat. De verdachte heeft met dit steekincident hieraan bijgedragen. Het is en blijft zorgelijk dat de verdachte het gevaarlijke van zijn handelen in de onderhavige zaak niet inziet.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 april 2025 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder als verdachte is aangemerkt;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 mei 2025.
De Raad heeft geadviseerd de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, en daarnaast een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Verder heeft de Raad geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen dat de verdachte:
- meewerkt aan de begeleiding van de IFA-coach vanuit Levvel of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- zich nog maximaal twee maanden houdt aan de avondklok, waarbij hij tussen 20.00 uur en 7.00 uur moet verblijven op zijn thuisadres, welke stapsgewijs uitgebreid (de rechtbank begrijpt: afgebouwd) kan worden;
- een contactverbod heeft met het slachtoffer gedurende de proeftijd;
- een contactverbod heeft met de medeverdachte, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht,
met opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar om hierop toezicht te houden en de verdachte te begeleiden.
Namens de Raad is ter terechtzitting aanvullend naar voren gebracht dat de spanningen in Purmerend nog onverminderd zijn. De angst bij de verdachte is daarmee terecht, al rechtvaardigt dit niet wat hij in de onderhavige zaak heeft gedaan. Het is de vraag of hij nu in staat zou zijn in een soortgelijke situatie anders te handelen. Daarom is het goed als de avondklok langzaam wordt afgebouwd. Ook is het goed als de coach aandacht heeft voor hoe de verdachte omgaat met conflicten en zijn vriendenkeuzes.
Namens de Jeugdreclassering is beaamd dat er veel spanningen zijn in Purmerend. De angst van de verdachte dat hij wat hij zegt met zijn leven zal moeten bekopen, maakt het gesprek met hem heel complex. Een IFA-coach is hier beter op toegerust. Verder maakt de taalbarrière het moeilijk met de ouders te spreken, zodat het goed zou zijn als de coach ook zicht krijgt op de thuissituatie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog meegewogen dat hij zich lang heeft gehouden aan schorsingsvoorwaarden, waaronder een avondklok, en dat hij meewerkt aan hulpverlening.
Conclusie
In beginsel acht de rechtbank voor dit soort ernstige feiten (waarbij feit 1 primair en feit 2 als een voortgezette handeling wordt aangemerkt) een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het voorarrest meer dan gerechtvaardigd. Gezien de persoonlijke omstandigheden en de wijze waarop de verdachte heeft meegewerkt aan zijn schorsingsvoorwaarden, zal de rechtbank daar echter van afzien en een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, zodat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken na het vonnis.
De rechtbank legt om die reden aan de verdachte een jeugddetentie op van in totaal 84 dagen, waarvan 70 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Zij zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk om aan dit voorwaardelijke strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en een contactverbod met het slachtoffer en met de medeverdachte te verbinden.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om aan de verdachte ook een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van 200 uur op te leggen, zodat hij de consequenties van zijn strafbare handelen voelt. Een lagere werkstraf, zoals de verdediging heeft verzocht, acht de rechtbank niet passend, gelet op de ernst van de feiten.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Voorts overweegt de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging tot doodslag. De Raad heeft ter terechtzitting aangegeven dat er een hoger risico op recidive aanwezig is op het moment dat de verdachte zich niet aan de (bijzondere) voorwaarden moet houden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden die zullen worden gesteld en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.