6.3.Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing door een cobra in het urinoir van een middelbare school af te steken tijdens schooltijd, waardoor gevaar voor goederen en daarnaast ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte een plan gemaakt om een cobra in de toiletruimte van de school af te steken, waarbij zij zoveel mogelijk leerlingen hebben verzameld in de toiletruimte zodat niet goed zichtbaar was wie de daders waren. De verdachte is degene geweest die de cobra heeft meegenomen en op het urinoir heeft gelegd, waarna de medeverdachte de cobra heeft aangestoken en zij samen met de andere leerlingen de ruimte uit zijn gevlucht. Tijdens hun vlucht hebben zij alleen aan hun eigen belang gedacht om snel weg te komen en hebben zij medeleerlingen en docenten die in de buurt van de toiletruimte waren niet gewaarschuwd voor de ontploffing. De ontploffing heeft ertoe geleid dat het urinoir volledig is weggeblazen en porseleinen delen de toiletruimte in zijn geprojecteerd, waardoor schade is ontstaan aan de toiletruimte en de daarin aanwezige objecten, zoals de afvoerleiding, de spiegel en het plafond. Ook zijn enkele porseleinen delen van het urinoir aangetroffen in de aula, waar diverse leerlingen zaten dan wel liepen.
Door de ontploffing hebben enkele leerlingen (zwaar) lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit gehoorschade. Uit de toelichting van de vorderingen van benadeelde partijen [de benadeelde partij 2] en [de benadeelde partij 1] blijkt dat het incident ingrijpende en langdurige gevolgen op hen heeft gehad. Zij hebben nog steeds last van hun oren, waarbij zij soms een piep horen, en zij ervaren onzekerheid omtrent hun gehoor in de toekomst. De exacte psychische gevolgen zijn niet duidelijk, omdat zij beiden niet willen/kunnen praten over de impact die het incident op hen heeft gehad. Het is dan ook nog onduidelijk wat de daadwerkelijke gevolgen voor hen in de toekomst zullen zijn met betrekking tot zowel hun gehoor als hun psychische toestand.
Het feit dat er niet meer slachtoffers dan wel zwaarder lichamelijk letsel is ontstaan, komt niet door het handelen van de verdachte. Het betrof een vrij te betreden toiletruimte direct naast de aula tijdens de pauze. Er waren dan ook veel leerlingen en docenten in de directe omgeving aanwezig. Het is daarom niet ondenkbaar dat een leerling het toilet had willen betreden ten tijde van de ontploffing dan wel dat een leerling in de aula geraakt zou worden door rondvliegende delen porselein van het urinoir, met alle gevolgen van dien. Verdachte heeft niets gedaan om schade voor leerlingen en docenten te voorkomen of te beperken. Dit soort feiten zorgen niet alleen voor veel schade en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook bij de overige leerlingen en docenten van de school. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk. Daarnaast vindt de rechtbank het gemak waarmee de verdachte tot dit feit is overgegaan zorgelijk, waarbij hij – ondanks het op voorhand bedachte plan – niet heeft stilgestaan bij de mogelijke (ernstige) gevolgen hiervan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 1 mei 2025, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
De Raad heeft daarin geadviseerd tot oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens heeft de Raad geadviseerd een taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, te weten So-Cool regulier. Uit het raadsonderzoek komt naar voren dat het recidiverisico wordt ingeschat op laag. Er zijn enkele risicofactoren, onder andere met betrekking tot zijn vaardigheden, schoolgang en beïnvloedbaarheid. Er wordt gezien dat de verdachte de gevolgen van zijn gedrag niet goed kan overzien en vatbaar is voor negatieve invloeden van anderen. Er is mogelijk ook sprake van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast heeft de verdachte geen diploma en volgt hij momenteel geen onderwijs, maar hij heeft wel dagbesteding bestaande uit werk. Gelet op het voorgaande acht de Raad het passend om een leerstraf op te leggen zodat de verdachte zijn vaardigheden en zelfvertrouwen kan vergroten. Naast oplegging van de algemene voorwaarde wordt het niet noodzakelijk geacht om een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, mede omdat de verdachte het afgelopen anderhalf jaar goed heeft meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden en de jeugdreclassering voortzetting niet langer van belang acht.
De Raad heeft zijn advies ter zitting gehandhaafd en hieraan toegevoegd dat er geadviseerd wordt om een proeftijd op te leggen voor de duur van één jaar gelet op het lage recidiverisico en de reeds langdurige begeleiding van de jeugdreclassering. Er worden nog wel risico’s gezien met betrekking tot zijn dagbesteding en het maken van de juiste keuzes. Het is daarom van belang dat hij zich de aankomende periode inschrijft voor school en sociale vaardigheden aanleert. Mocht de rechtbank de geadviseerde afdoeningen niet toereikend achten, dan adviseert de Raad om aanvullend een werkstraf op te leggen.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij zich kan vinden
in het advies van de Raad, behoudens de geadviseerde duur van de proeftijd. De jeugdreclassering adviseert namelijk een proeftijd voor de duur van twee jaar, gelet op de beperkte leerbaarheid en naïviteit van de verdachte. Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt daarentegen niet passend geacht, omdat de hulpverlening en begeleiding van het afgelopen anderhalf jaar niet lijkt te beklijven.
Conclusie
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, te weten het teweegbrengen van een ontploffing, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is.
Bij oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte vier dagen gedetineerd is geweest. Ook houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn alsmede de duur van de schorsingsvoorwaarden, waar de verdachte zich goed aan heeft gehouden. Daarnaast heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, wat onder andere is gebleken uit de excuses die hij ter terechtzitting aan de aanwezige (ouders van de) slachtoffers heeft aangeboden. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het advies van de Raad om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 90 dagen moet worden opgelegd met een proeftijd van één jaar, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Nu niet is gebleken dat een jeugdreclasseringmaatregel, wegens de beperkte leerbaarheid van de verdachte, van toegevoegde waarde is, zal de rechtbank dit niet opleggen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor een langere duur van de proeftijd.
Daarnaast zal de rechtbank de leerstraf So-Cool regulier opleggen, zodat de verdachte zijn vaardigheden en zelfvertrouwen kan vergroten en de kans op recidive afneemt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast voornoemde straffen nog een werkstraf op te leggen nu niet is gebleken dat dit een pedagogische meerwaarde heeft.