Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de uitgebrachte dagvaardingen van 15 mei 2025 met 22 producties
- de brief van 22 mei 2025 van mr. Ploeg voornoemd met 15 producties
- de mondelinge behandeling van 23 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiseressen]
- de pleitnota van [gedaagden]
- de aanhouding ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling
- het verzoek van partijen om vonnis te wijzen.
- [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), statutair bestuurder van [eiseres 1]
- [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), statutair bestuurder van [eiseres 2]
- mr. Elkhuizen voornoemd
- [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), statutair bestuurder van [gedaagde]
- [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]), statutair bestuurder van Holding Middenweg
- mrs. Ploeg en Zwetsloot voornoemd.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
). [gedaagde] en Holding Middenweg houden ook ieder 20% van de aandelen in ZLH. Novaborch B.V. (hierna: Novaborch), houdt eveneens 20% van de aandelen in ZLH.
4.Het geschil
gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na vonnis de op 14 april 2025 ten laste van [eiseressen] onder ZLH gelegde beslagen op te heffen en gedaagden te verbieden om, in verband met (een deel van) de vermeende zes overtredingen waarvoor op 27 maart 2025 een bevel tot betaling van dwangsommen is gedaan, opnieuw executiemaatregelen te treffen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 10.000 per overtreding en EUR 5.000 per (dag}deel dat de overtreding voortduurt met een maximum van EUR 200.000;
gedaagden hoofdelijk te veroordeling in de kosten van dit geding, nakosten daaronder begrepen.
5.De beoordeling
Spoedeisend belang
zonder vooraankondiging en zonder overleg met [gedaagde] B.V. respectievelijk Holding Middenweg B.V. ZLH te bewegen van het ene op het andere moment te staken het betalen van de door ZLH aan [gedaagde] B.V. respectievelijk Holding Middenweg B.V. verschuldigde managementvergoedingen alsmede het, vervolgens, niet (door ZLH laten) reageren op schriftelijke sommaties zijdens [gedaagde] B.V. respectievelijk Holding Middenweg B.V. tot voldoening hiervan (2 overtredingen);
zonder acht te slaan op de geschreven en ongeschreven omgangsvormen die deel uitmaken van voornoemd vigerende juridisch kader dan wel hieruit voortvloeien, zich regelmatig jegens [gedaagde] B.V. respectievelijk Holding Middenweg B.V. te misdragen tijdens bestuursvergaderingen, meer in het bijzonder tijdens de bestuursvergaderingen van 28 januari 2025 alsmede 12 februari 2025 (2 overtredingen);
saboteren van het van het vigerende juridisch kader van ZLH deel uitmakende collegiale bestuur, door enerzijds solistisch te handelen zonder ter zake [gedaagde] (tijdig) te informeren en van de benodigde onderliggende documenten te voorzien en anderzijds niet bereid te zijn (operationele) afspraken ten behoeve van het bestuur en de bestuurbaarheid van ZLH te maken in de vorm van een directiereglement (2 overtredingen),
business as usual’ ongestoord zou kunnen plaatshebben. Daarmee zijn [eiseressen] echter vanzelfsprekend níet veroordeeld tot het maken van
nieuweafspraken in de vorm van een – tot dat moment nog niet tussen partijen overeengekomen – directiereglement. Daarmee leggen [gedaagden] de veroordeling dus ruimer uit dan die is uitgesproken. Omdat de dwangsom dus geen betrekking kan hebben op een directiereglement, kan een eventueel gebrek aan bereidheid om operationele afspraken daarover te maken dus ook niet leiden tot de verbeurte daarvan. Als grondslag voor het gelegde beslag kan het dan ook evenmin dienen.