ECLI:NL:RBNHO:2025:6769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
10994234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vertraging van meer dan drie uur was het gevolg van een storing aan de aviobrug, waar de vervoerder zich op beriep als buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelt echter dat een storing aan de aviobrug inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dat het beroep op buitengewone omstandigheden niet slaagt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten, recht heeft op compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen. De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10994234 \ CV EXPL 24-1809
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot (LVH Advocaten)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing aan de aviobrug. De kantonrechter oordeelt echter dat een dergelijke storing moet worden beschouwd als een gebeurtenis die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoeder. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De vordering van AirHelp wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Tashkent International Airport (Oezbekistan) op 11 en 12 juni 2023, met de vluchtcombinatie TK1956 en TK8573.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht TK1956 van Amsterdam naar Istanbul (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de passagier zijn vorderingsrecht middels cessie aan haar heeft overgedragen en dat de vervoerder haar daarom en vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagier zijn vorderingsrecht (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen. Hij betwist de echtheid van de handtekening op de door AirHelp overgelegde ‘Assignment Agreement’ (hierna: het overdrachtsdocument). De kantonrechter is echter van oordeel dat de handtekening op het overdrachtsdocument in voldoende mate overeenkomt met de handtekening van de passagier in zijn paspoort. Bovendien heeft AirHelp door het overleggen van de boekingsbescheiden, kopie van het paspoort en het overdrachtsdocument voldoende onderbouwd dat de handtekening afkomstig is van de passagier. Daarmee heeft zij eveneens voldoende onderbouwd dat de passagier zijn vermeende vorderingsrecht rechtsgeldig aan haar heeft overgedragen.
4.3.
De volgende vraag die voorligt is of de passagier over een bevestigde boeking voor de vlucht beschikte, waarbij onder een boeking wordt verstaan:
“het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator”. [2] Het Hof heeft een ruimere definitie aan het begrip ‘boeking’ toegekend. [3] Het door de passagier overgelegde reisschema van ‘Travelpoint’ kan naar het oordeel van de kantonrechter als een ‘bevestigde boeking’ in de zin van de Verordening worden aangemerkt. Bovendien heeft de vervoerder niet betwist dat de passagier is meegevlogen met de vlucht in kwestie.
4.4.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [4] Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [5]
4.5.
De vervoerder stelt in dit verband dat de vlucht onder meer met 2 uur en 38 minuten vertraging is uitgevoerd door een storing aan de aviobrug, nu deze vast kwam te zitten tijdens het loskoppelen van de brug van de deur van het toestel. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport overgelegd. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaak van de vlucht doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat dergelijke aviobruggen noodzakelijkerwijs worden gebruikt bij het luchtvervoer van passagiers om hen in en uit het vliegtuig te laten stappen, zodat luchtvaartmaatschappijen regelmatig worden geconfronteerd met situaties die het gevolg zijn van het gebruik van dergelijke bruggen. [6] Daarom moet de storing aan de aviobrug worden beschouwd als een gebeurtenis die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoeder. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De door AirHelp gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Ten aanzien van de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente wordt als volgt overwogen. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [7] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 12 juni 2023, nu dit de datum is waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 328,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover AirHelp daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 2 sub g van de Verordening.
3.HvJEU 21 december 2021, C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20.
4.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
6.HvJEU 14 november 2014, C-394/14, ECLI:EU:C:2014:2377.
7.Artikel 6:83 sub b BW.