ECLI:NL:RBNHO:2025:6773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
10881641
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding voor vertraagde luchtvaartvluchten en bagageverlies

In deze zaak heeft een passagier compensatie gevraagd van de vervoerder voor een meer dan drie uur vertraagde heenvlucht, alsook schadevergoeding voor een vertraagde terugvlucht en verloren en beschadigde bagage. De vervoerder, Egyptian Airlines Company, voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol. De kantonrechter oordeelde dat dit verweer niet slaagde, omdat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd hoe deze omstandigheden de vertraging hadden veroorzaakt. De passagier kreeg daarom gedeeltelijk gelijk en de kantonrechter wees een compensatie van € 600,00 toe voor de heenvlucht. De vordering voor de terugvlucht werd afgewezen, omdat de Verordening (EG) nr. 261/2004 niet van toepassing was op deze vlucht, die werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. Ook de schadevergoeding voor verloren en beschadigde bagage werd afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de vlucht uitgevoerd door Turkish Airlines. De passagier werd grotendeels in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10881641 \ CV EXPL 24-564
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. B. Eskes (Eskes Grijpstra De Vries Advocaten)
tegen
de vennootschap naar Egyptisch recht
Egyptian Airlines Company
gevestigd te Caïro (Egypte)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde heenvlucht. Daarnaast vordert zij schadevergoeding voor de vertraagde terugvlucht en verloren en beschadigde bagage. De vervoerder voert onder meer aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol. Dit betoog van de vervoerder faalt. De door de passagier gevorderde compensatie wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen. De gevorderde schadevergoeding voor de vertraagde terugvlucht wordt echter als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Ook de gevorderde vergoeding wegens verlies en beschadiging van bagage wordt afgewezen, nu sprake is van verschillende opeenvolgende luchtvervoerders.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar en haar minderjarige kinderen als volgt moest vervoeren:
  • Op 28 juli 2022 van Amsterdam-Schiphol Airport via Caïro International Airport (Egypte) naar Asmara International Airport (Eritrea), met de vluchtcombinatie MS758 en MS833 (hierna gezamenlijk: de heenvlucht);
  • Op 12 augustus 2022 van Asmara via Caïro terug naar Amsterdam, met de vluchtcombinatie MS834 en MS757 (hierna gezamenlijk: de terugvlucht).
2.2.
De vervoerder heeft zowel de heen- als de terugvlucht (hierna gezamenlijk: de vluchten) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie en schadevergoeding van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.438,00 (€ 2.400,00 heenvlucht, € 2.400,00 terugvlucht en € 1.638,00 voor verlies en beschadiging van de koffers en de kosten van een slotenmaker);
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening), de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof), het Verdrag van Montreal dan wel de Verordening (EG) nr. 889/2002 en artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de heenvlucht moet compenseren met een bedrag van € 2.400,00. [1] Dit bedrag is inclusief de vorderingen van de minderjarige kinderen.
Daarnaast vordert de passagier de vervoerder te veroordelen tot vergoeding van haar schade, ter waarde van, in totaal, € 4.038,00, bestaande uit schade wegens een tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomst en verlies en beschadiging van bagage (inclusief de kosten van een slotenmaker). [2]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat in de dagvaarding niet is vermeld dat de passagier in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger optreedt voor haar minderjarige kinderen, noch heeft zij een machtiging van de kantonrechter overgelegd. [3] Daarnaast is niet gesteld, noch gebleken dat de passagier het vermeende vorderingsrecht van haar minderjarige kinderen geldig aan zichzelf heeft overgedragen. Het gedeelte van de hoofdsom dat betrekking heeft op de compensatie voor de minderjarigen zal daarom worden afgewezen.
CompensatieDe heenvlucht
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [4]
4.4.
Volgens de vervoerder was de heenvlucht onderdeel van de rotatievlucht Caïro – Amsterdam – Caïro (vluchtnummers MS757 en MS758). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder met hetzelfde toestel uitgevoerd. De vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol en als gevolg daarvan opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. Vlucht MS757 is met een vertraging van 59 minuten aangekomen te Amsterdam, omdat het toestel in Caïro moest wachten op toestemming om te mogen vertrekken. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. De vlucht is vervolgens uitgevoerd met een vertraging van 1 uur en 26 minuten, omdat het toestel in de wachtrij stond en heeft moeten wachten op passagiers en bagageafhandelaars. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 2 uur en 41 minuten aangekomen te Caïro. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van de vlucht doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum van de vlucht sprake was van bovengemiddelde drukte op Schiphol, heeft hij niet, of althans onvoldoende, onderbouwd hoe deze drukte van invloed is geweest op de uitvoering van de heenvlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe de lange(re) wachtrijen tot de vertraging van de vlucht hebben geleid. Voor zover de vervoerder stelt dat hij een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, heeft hij dit onvoldoende onderbouwd. De keuze van de vervoerder om op verlate passagiers te wachten, ontslaat hem niet van de verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren. Weliswaar heeft de vervoerder aangevoerd dat de lange wachtrijen ertoe hebben geleid dat de bagage van niet-verschenen passagiers van boord moest worden gehaald, maar hij heeft niet toegelicht welke vertragingsduur dit heeft veroorzaakt. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De door de passagier gevorderde compensatie voor de heenvlucht zal daarom tot een bedrag van € 600,00 worden toegewezen.
De terugvlucht
4.6.
De vervoerder voert aan dat de Verordening hoe dan ook niet van toepassing is op de terugvlucht omdat deze ging van een niet-lidstaat naar een lidstaat en werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. Dit verweer slaagt. De Verordening is onder meer van toepassing op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert een communautaire luchtvaartmaatschappij is. [5] Weliswaar vertrok de terugvlucht van een luchthaven buiten de Europese Unie (Eritrea) en ging deze naar een luchthaven in een lidstaat (Amsterdam-Schiphol Airport), maar de vervoerder is gevestigd in Egypte en dus niet in een lidstaat. De vervoerder kan daarom niet over de vereiste exploitatievergunning beschikken en is daarom geen communautaire luchtvaartmaatschappij. Dit betekent dat de terugvlucht buiten het bereik van de Verordening valt.
Schadevergoeding
4.7.
Voor zover de passagier haar vordering baseert op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomst is de kantonrechter van oordeel dat zij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom zal de gevorderde vergoeding wegens de vertraagde terugvlucht worden afgewezen.
4.8.
Niet in geschil is dat de bagage van de passagier is beschadigd en deels verloren tijdens een vlucht uitgevoerd door Turkish Airlines. De vervoerder voert aan dat hij en Turkish Airlines zijn aan te merken als verschillende opeenvolgende luchtvervoerders. [6] De passagier heeft dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de vlucht van Asmara naar Caïro (met een omweg via Istanbul). Om deze reden kan het dan ook in het midden blijven of de passagier haar klacht tijdig heeft ingebracht. Voor zover de passagier nog een beroep doet op de redelijkheid en billijkheid, kan ook dit haar niet baten. Het staat de vervoerder namelijk vrij om zijn aansprakelijkheid (gemotiveerd) van de hand te wijzen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde vergoeding wegens verlies en beschadiging van bagage zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
De passagier zal grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 678,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6:74 BW jo. artikel 17 t/m 19 Verdrag van Montreal.
3.Artikel 1:253k jo. 1:349 lid 1 BW.
4.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.Artikel 3 lid 1 onder b jo. artikel 2 aanhef en sub c van de Verordening.
6.Artikel 36 lid 1 jo. artikel 1 lid 3 Verdrag van Montreal.