In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van de Glind, heeft een vordering ingesteld tegen Tanger Advocaten N.V., die als gedaagde in de hoofdzaak fungeert. De eiser vordert een verklaring voor recht dat Tanger toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, en verzoekt om schadevergoeding van € 4.002,08, vermeerderd met wettelijke rente. De eiser stelt dat Tanger een beroepsfout heeft gemaakt door niet tijdig de vordering van de commanditaire vennootschap [bedrijf 1] op haar verzekeraar te stuiten, wat heeft geleid tot schade voor de eiser na een arbeidsongeval.
Tanger heeft in het incident verzocht om drie partijen in vrijwaring op te roepen, te weten [betrokkene 1], [bedrijf 1], en [betrokkene 2]. Tanger stelt dat deze partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de eiser heeft geleden, en dat zij op grond van de bijdrageplicht van het Burgerlijk Wetboek (BW) Tanger (gedeeltelijk) moeten vrijwaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot oproeping in vrijwaring toewijsbaar is, omdat voldoende gronden zijn aangevoerd die deze vordering kunnen dragen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 30 juli 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord van Tanger.