ECLI:NL:RBNHO:2025:6815

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
11528340 \ CV EXPL 25-705
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door beschadiging van eigendom en toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis, betwist de schade die hij zou hebben veroorzaakt aan de fiets van de gedaagde. De gedaagde heeft gesteld dat de eiser op 15 mei 2024 haar fiets heeft beschadigd door er met zijn rollator op te slaan en op de spaken te staan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet betwist dat hij op de camerabeelden te zien is en dat hij de fiets heeft beschadigd. De kantonrechter oordeelt dat het handelen van de eiser onrechtmatig is en dat hij aansprakelijk is voor de schade die de gedaagde heeft geleden. De kantonrechter heeft de gevorderde schadevergoeding, inclusief de kosten voor het opstellen van de schadeofferte en de buitengerechtelijke incassokosten, toegewezen. De conclusie is dat het verstekvonnis gedeeltelijk is vernietigd en de eiser is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11528340 \ CV EXPL 25-705
Uitspraakdatum: 18 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser in het verzet
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E.J. Huizinga
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde in het verzet
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis

1.Het procesverloop

1.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding van 27 september 2024 een vordering ingesteld tegen [eiser].
1.2.
[eiser] is niet verschenen, waarna [eiser] bij verstekvonnis van 4 december 2024 is veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 31 januari 2025 is [eiser] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis.
1.4.
[gedaagde] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [eiser] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] en de ex-partner van [eiser] zijn buren. [eiser] verblijft het grootste deel van de tijd op het adres van zijn ex-partner.
2.2.
Op 16 mei 2024 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van vernieling door [eiser]. In de aangifte staat (onder meer):
“(…) Op woensdag 15 mei omstreeks 17:45 kwam ik thuis met de auto van mijn afspraak. Ik parkeerde mijn auto voor de deur. Ik stapte uit en zag gelijk mijn fiets horizontaal op de grond liggen. Ik ben eerst bij de fiets gaan kijken en zag dat mijn fiets vernield was. Ik dat mijn spaken van mijn voorwiel afgebroken waren en mijn voorwiel stond scheef. Ik zag dat er schade was aan mijn kettingkast, hoe dit er precies uit zag weet ik even niet. Ik was hier heel erg van geschrokken en ben naar mijn woning gelopen. Ik heb een camera met zicht op waar mijn fiets staat. Ik zag op de camerabeelden wat er precies gebeurd was. Ik zag dat [eiser] bij het instappen van zijn auto, zijn rollator gebruikt om op mijn fiets in te slaan. Ik zag dat hij op mijn voorwiel is gaan stampen, meerdere malen, met zijn voeten. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding betaling gevorderd van € 619,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] stelt dat zij schade heeft geleden doordat dat [eiser] haar fiets heeft vernield.
3.2.
[eiser] is bij verstek veroordeeld tot betaling van € 651,79, vermeerderd met de wettelijke rente .
3.3.
[eiser] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. [eiser] betwist zowel het bestaan als de omvang van de schade. Hij vindt bovendien dat de schade hem niet kan worden toegerekend, omdat hij niet opzettelijk heeft gehandeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig verder ingegaan.

4.De beoordeling

Is het verzet tijdig ingesteld?
4.1.
[eiser] stelt (onbetwist) dat hij eerst op 14 januari 2025 met het verstekvonnis bekend is geworden. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de verzettermijn op 14 januari 2025 is gaan lopen, zodat het verzet binnen de in artikel 143 lid 2 Rv bedoelde termijn en dus tijdig is ingesteld. De conclusie is dat [eiser] in zijn verzet kan worden ontvangen.
Onrechtmatig handelen
4.2.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] onrechtmatig gehandeld doordat hij tegen haar fiets heeft geschopt en erop heeft gesprongen en gestaan. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [gedaagde] schermafdrukken van haar camerabeelden in het geding gebracht. [eiser] voert aan dat hij zeer slecht ter been is. Het is voor hem daarom niet gemakkelijk om in en uit de auto te stappen. Het is wel eens voorgekomen dat hij, wegens een gebrek aan ruimte, op de fiets van [gedaagde] is gaan staan. Hij is echter vanwege zijn fysieke gesteldheid niet in staat om te schoppen of te springen.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet betwist dat hij de man is die op de beelden te zien is. Op deze beelden is te zien dat [eiser] tegen de fiets schopt en op de spaken van het wiel van de fiets staat. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [gedaagde]. Het feit dat het voor [eiser] naar hij stelt niet makkelijk is om in en uit de auto te stappen vormt geen rechtvaardiging voor zijn handelen. Zijn handelen kan hem dan ook worden toegerekend. Dat betekent dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] als gevolg van dit handelen lijdt c.q. heeft geleden. Het feit dat de datumstempels op de camerabeelden niet overeenkomen met de in de aangifte genoemde datum is in dit verband van ondergeschikt belang. Dit neemt immers niet weg dat [eiser] de fiets van [gedaagde] heeft beschadigd.
Schade
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat door zijn handelen schade is ontstaan aan de fiets. De door [gedaagde] ingebrachte offerte bevat een duidelijke opsomming van de schadeposten, waaronder de te vervangen onderdelen. De offerte is opgesteld door een erkende fietsenmaker na beoordeling van de beschadigde fiets. Hoewel [eiser] heeft aangevoerd dat de offerte niet marktconform en betrouwbaar is, heeft hij onvoldoende concrete aanknopingspunten aangedragen om daaraan te twijfelen. De door [eiser] overgelegde online prijslijsten van fietsreparaties zijn daartoe onvoldoende, omdat deze algemeen van aard zijn, en niet zijn gebaseerd op de specifieke staat van de beschadigde fiets van [gedaagde]. Al met al betekent dit dat de door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is.
Kosten opstellen schadeofferte
4.5.
Anders dan de kantonrechter in het verstekvonnis heeft geoordeeld, is de kantonrechter in het verzet van oordeel dat ook de kosten voor het opstellen van de schadeofferte voor vergoeding in aanmerking komen. Daartoe overweegt hij dat [eiser] niet betwist dat deze kosten zijn gemaakt en dat aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan. [gedaagde] heeft niet de deskundigheid om zelf de omvang van de schade aan de fiets vast te stellen. Het is daarom redelijk dat zij een fietsenmaker heeft ingeschakeld. De kosten die de fietsenmaker hiervoor heeft gerekend, namelijk € 60,00, komen de kantonrechter niet onredelijk voor.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
[gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De tarieven uit het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Conclusie
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verstekvonnis, voor zover daarin de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van de kosten voor het opstellen van de schadeofferte is afgewezen, zal vernietigen en deze vordering alsnog zal toewijzen. De kantonrechter zal het verstekvonnis voor het overige bekrachtigen.
4.8.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure. Daarbij wordt hij ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het verstekvonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 4 december 2024 met zaaknummer 11334962 CV EXPL 24-6957 voor zover de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van de kosten voor het laten opstellen van de schadeofferte daarin is afgewezen;
5.2.
in zoverre opnieuw rechtdoende, veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een bedrag van
€ 60,00 aan kosten voor het laten opstellen van de schadeofferte te betalen;
5.3.
bekrachtigt het verstekvonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 4 december 2024 met zaaknummer 11334962 CV EXPL 24-6957 voor het overige;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de verzetsprocedure, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 135,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] en een bedrag van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter