Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 1260 gram cocaïne. De verdachte, geboren op 19 juni 1984, was op het moment van de zitting gedetineerd in P.I. Alphen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.E. Bauduin, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Vogelaar. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne op 30 januari 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting heeft de verdachte een gedeeltelijke bekentenis afgelegd, maar ontkende hij het medeplegen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen, onder andere op basis van verklaringen van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geen aanleiding gezien om van de oriëntatiepunten voor strafoplegging af te wijken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.