In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 maart 2025 op Schiphol cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, een drugskoerier, ontkende opzet te hebben gehad op de invoer van de drugs. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn koffer verdovende middelen bevatte. De verdachte had de koffer van een vriend gekregen, met wie hij ruzie had, en had deze niet grondig onderzocht. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 22 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten vanwege de bijzondere omstandigheden van de verdachte.