ECLI:NL:RBNHO:2025:6847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
116392443
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming concurrentiebeding en betaling van boetes in kort geding

In deze zaak heeft Ahrend Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] en 706 Online B.V. met als doel de nakoming van een concurrentiebeding te vorderen. Ahrend stelt dat [gedaagde], die tot 1 april 2025 in dienst was bij Ahrend, het concurrentiebeding heeft overtreden door in dienst te treden bij 706 Online. De kantonrechter heeft op 24 juni 2025 geoordeeld dat de vordering van Ahrend tot nakoming van het concurrentiebeding toewijsbaar is, terwijl de tegenvordering van [gedaagde] tot schorsing van het concurrentiebeding is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat Ahrend voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft overtreden en dat er geen grond is voor schorsing. De vordering tot betaling van verbeurde boetes wordt afgewezen, omdat Ahrend niet voldoende feiten heeft aangevoerd die de spoedeisendheid van deze vordering onderbouwen. De proceskosten worden toegewezen aan Ahrend, terwijl de vorderingen van [gedaagde] en 706 Online worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11692443 \ KG EXPL 25-69
Vonnis in kort geding van 24 juni 2025
in de zaak van
AHREND NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: Ahrend,
gemachtigden: mrs. K. van Kranburg-Haspians en L.R. Keuben,
tegen

1.[gedaagde],

te [plaats],
2.
706 ONLINE B.V.,
te Zwaag,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] en 706 Online
gemachtigde: mr. L. van de Vrugt.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om een vordering van de ex-werkgever tot nakoming van een concurrentiebeding en betaling van verbeurde boetes en een tegenvordering van de ex-werknemer tot schorsing van het concurrentiebeding. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat de werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden en dat er geen grond is voor schorsing van het concurrentiebeding. De vordering van de ex-werkgever wordt (behoudens de gevorderde boetes) toegewezen en de tegenvordering van de ex-werknemer wordt afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 30 producties,
- de aanvullende producties 31 tot en met 34 van Ahrend,
- de producties 1 tot en met 5 van [gedaagden],
- de voorwaardelijke eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Ahrend,
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
Ahrend is een groothandel in bedrijfsmeubels.
2.2.
[gedaagde] is sinds 2004 tot 1 april 2025 vrijwel onafgebroken in dienst geweest bij Ahrend en haar rechtsvoorgangster. De meest recente arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en Ahrend is gesloten op 1 mei 2019 bij Ahrend in dienst getreden in de functie van Product Manager voor de afdeling Product Management Lounge & Acoustics (hierna: Product Manager). Na een herindeling is [gedaagde] overgeplaatst naar de ‘Seating’ productgroep.
2.3.
In artikel 15 van de arbeidsovereenkomst is het volgende non-concurrentiebeding opgenomen:
“Het is de medewerker in de functie vanProduct Managerverboden zonder voorafgaande toestemming van werkgever gedurende een periode van12 maandendirect aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, alsook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak een belang te hebben, daarin of daardoor op enige wijze werkzaam te zijn, al dan niet in dienstverband, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of om daarin een aandeel te hebben. Voor Ahrend is dit non-concurrentiebeding noodzakelijk vanwege de zwaarwegende bedrijfsbelangen van Ahrend teneinde in ieder geval gedurende de hiervoor bepaalde periode met name gelet op de functie die de medewerker bekleedt. De bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie over onder meer haar prijsstelling, marges, productieprocessen, accounts, prospects/tenders en overige gevoelige informatie die inherent is aan de functie en die kort na indiensttreding wordt gedeeld, niet bij derden zoals bedoeld in dit beding terecht te laten komen. Openbaarmaking van bedoelde informatie heeft een directe impact op de (markt)positie van Ahrend.”
2.4.
In artikel 16 van de arbeidsovereenkomst is een boetebeding op overtreding van het concurrentiebeding opgenomen.
2.5.
Op 28 februari 2025 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen
1 april 2025 om per die datum bij 706 Online in dienst te kunnen treden als Category Manager, waarbij hij verantwoordelijk werd voor de productcategorie ‘Seating’.
2.6.
Op 4 maart 2025 heeft [gedaagde] de functie omschrijving van zijn nieuwe functie van Category Manager met Ahrend gedeeld.
2.7.
Op 14 maart 2025 heeft Ahrend [gedaagde] er (zowel mondeling als schriftelijk) op gewezen dat hij het concurrentiebeding overtreedt als hij bij 706 Online in dienst treedt en dat Ahrend zwaarwegende belangen heeft om [gedaagde] aan het concurrentiebeding te houden. Verder is [gedaagde] erop gewezen dat hij de stap naar de rechter zal moeten maken als hij zijn overstap naar 706 Online wil doorzetten.
2.8.
Op 21 maart 2025 heeft [gedaagde] Ahrend formeel bevestigd dat hij per 1 april 2025 bij 706 Online in dienst treedt, waarna Ahrend hem per de eerstvolgende werkdag op non-actief heeft gesteld en rechtsmaatregelen heeft aangekondigd.
2.9.
Bij brief van 21 maart 2025 heeft Ahrend 706 Online erop gewezen dat [gedaagde] vanwege zijn concurrentiebeding niet bij 706 Online in dienst kan treden.
2.10.
Op 4 april 2025 heeft een gemachtigde namens 706 Online laten weten dat er geen concurrentiebeding wordt overtreden en dat de kwestie als afgedaan wordt beschouwd.
2.11.
Op 14 april 2025 heeft er een partijbespreking plaatsgevonden, hetgeen niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Ahrend vordert, samengevat, dat de kantonrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] veroordeelt tot onmiddellijke staking van zijn diensten en/of werkzaamheden voor 706 Online en gelieerde ondernemingen, op straffe van een dwangsom;
2. 706 Online veroordeelt om met onmiddellijke ingang geen gebruik te maken, direct of indirect, van de diensten en/of werkzaamheden van [gedaagde] tot 1 april 2026, op straffe van een dwangsom;
3. [gedaagde] veroordeelt tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding op straffe van een dwangsom;
4. [gedaagde] verbiedt tot 1 april 2026 op enigerlei wijze in dienst te treden van of werkzaamheden te verrichten voor 706 Online of gelieerde ondernemingen;
5. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Ahrend van op 10 juni 2025 verbeurde boetes van € 37.500,-;
6. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Ahrend van een voorschot op de na 10 juni 2025 te verbeuren boetes;
7. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Ahrend van de wettelijke rente over de onder 5. en 6. gevorderde bedragen;
8. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met nakosten en rente.
3.2.
Ahrend legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft het rechtsgeldig met Ahrend overeengekomen concurrentiebeding overtreden door bij 706 Online in dienst te treden. Als gevolg daarvan zijn contractuele boetes verbeurd. Tegelijkertijd handelt 706 Online onrechtmatig jegens Ahrend nu zij [gedaagde] faciliteert in het overtreden van zijn concurrentiebeding. Ahrend heeft ter bescherming van haar bedrijfsdebiet een spoedeisend en zwaarwegend belang om [gedaagde] aan zijn concurrentiebeding te houden, welk belang prevaleert boven het belang van [gedaagde].
3.3.
[gedaagde] en 706 Online voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Ahrend, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Ahrend in de kosten van deze procedure. [gedaagde] en 706 Online voeren – samengevat – aan dat Ahrend in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft gehandeld en niet heeft onderbouwd dat zij een spoedeisend belang bij de vorderingen heeft. Verder menen [gedaagde] en 706 Online dat het concurrentiebeding niet is overtreden, omdat de overstap niet onder de reikwijdte van het concurrentiebeding valt. Zij stellen ook op het standpunt dat Ahrend onvoldoende heeft aangetoond dat haar bedrijfsdebiet door de overstap is of wordt aangetast.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Voor zover de vordering van Ahrend wordt toegewezen, vorderen [gedaagde] en 706 Online – samengevat – dat de kantonrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het concurrentiebeding schorst totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist en [gedaagde] tot die tijd toe te staan zijn werkzaamheden bij 706 Online voort te zetten. Zij leggen aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] dient uit te vallen, omdat Ahrend niet heeft aangetoond welk specifiek belang zij heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, terwijl [gedaagde] er bij 706 Online qua salaris en overige voorwaarden aanzienlijk op vooruit gaat.
3.6.
Ahrend voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] en 706 Online met veroordeling van [gedaagde] en 706 Online in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De vraag die in dit kort geding beantwoord moet worden is of [gedaagde] zijn werkzaamheden bij 706 Online wegens overtreding van het concurrentiebeding moet staken, of dat het concurrentiebeding moet worden geschorst totdat onherroepelijk uitspraak in een bodemprocedure is gedaan. Gelet op de samenhang tussen deze vorderingen, zullen die gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Daarom moet eerst worden beoordeeld of partijen een zodanig spoedeisend belang bij hun vordering hebben dat van hen niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. Bij die beoordeling dient in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, het belang van de eisende partij bij het treffen van de gevraagde voorziening en de gevolgen voor de andere partij bij het ten onrechte treffen van een voorziening. [gedaagde] en 706 Online betwisten bij gebrek aan wetenschap het spoedeisend belang van Ahrend, omdat Ahrend niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld met financiële overzichten dat haar omzet na de overstap van [gedaagde] drastisch is verlaagd ten gunste van 706 Online. De kantonrechter passeert dit verweer. Gelet op de aard van de vorderingen is de spoedeisendheid al gegeven. Beide partijen hebben voldoende spoedeisend belang om in kort geding een voorlopig oordeel over hun positie te krijgen.
4.3.
Verder is voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
De overstap van [gedaagde] is in strijd met het concurrentiebeding
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat het in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen, zodat [gedaagde] daaraan in beginsel is gebonden. Ahrend heeft toegelicht dat zij uitsluitend een concurrentiebeding overeenkomt met werknemers in commerciële en strategische functies. Omdat [gedaagde] in de functie van Product Manager toegang zou hebben tot bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie, is Ahrend bij het aangaan van de overeenkomst met [gedaagde] een non-concurrentbeding overeengekomen. In het concurrentiebeding heeft Ahrend bovendien specifiek haar zwaarwegende bedrijfsbelangen uiteengezet, zodat het voor [gedaagde] duidelijk moest zijn dat en waarom hij aan het beding gehouden zou worden bij een overstap naar een concurrent.
4.5.
Op grond van het concurrentiebeding is het [gedaagde] onder meer verboden gedurende 12 maanden na beëindiging van zijn dienstverband op enige wijze werkzaam te zijn, al dan niet in dienstverband, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, in of voor een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van Ahrend.
4.6.
[gedaagde] en 706 Online betwisten dat de overstap van [gedaagde] onder de reikwijdte van het concurrentiebeding valt. Ten eerste omdat het concurrentiebeding volgens hen alleen een verbod inhoudt om als Product Manager bij een concurrent te gaan werken. Omdat [gedaagde] bij 706 Online niet als Product Manager maar als Category Manager aan de slag is gegaan, is van een overtreding dus geen sprake. Verder menen [gedaagde] en 706 Online dat 706 Online geen directe concurrent is van Ahrend, om welke reden de overstap evenmin onder het bereik van het concurrentiebeding valt.
4.7.
De kantonrechter gaat hier niet in mee. Uit de tekst van het beding volgt ondubbelzinnig dat het [gedaagde] is verboden om op ‘
enige wijze’ werkzaam te zijn in of voor een zaak gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van Ahrend. De verboden werkzaamheden zijn daarmee ruim geformuleerd en – anders dan [gedaagde] bepleit – niet beperkt tot het vervullen van de functie van Product Manager bij die andere zaak. Het beding begint weliswaar met de zinsnede ‘
Het is de medewerker in de functie van Product Manager verboden (…)’, maar dat slaat terug op de functie die [gedaagde] ten tijde van het aangaan van het beding bij Ahrend vervulde (en aan welke functie de in het beding opgenomen motivering voor het concurrentiebeding is gekoppeld). Zou de vermelding van die functie wel bedoeld zijn zoals [gedaagde] en 706 Online bepleiten, dan zou de zinsnede ‘
op enige wijze’zinledig zijn. De gemachtigde van [gedaagde] en 706 Online heeft nog aangevoerd dat het onderdeel ‘op enige wijze’ betrekking heeft op de vorm waarin de arbeid wordt verricht (op basis van een dienstverband of als ZZP-er) en niet op de aard van de werkzaamheden. Die uitleg is echter niet aannemelijk, omdat in het beding ook staat dat het om (verboden) werkzaamheden ‘
al dan niet in dienstverband’gaat. Daarmee is al ondervangen dat het verbod geldt voor alle juridische vormen van arbeid.
4.8.
Ook wanneer de door [gedaagde] en 706 Online bepleite uitleg van het concurrentiebeding wel zou worden gevolgd, valt de overstap naar het oordeel van de kantonrechter onder de reikwijdte van het beding. Ahrend heeft namelijk voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden in beide functies vergelijkbaar zijn. Ahrend heeft aan de hand van de functie-omschrijvingen van beide functies, verslagen van beoordelingen en een planningsgesprek toegelicht dat beide functies nauw betrokken zijn bij het proces van productontwikkeling en verantwoordelijk zijn voor de strategie, initiëren en implementeren van productontwikkelingsprojecten op basis van markttrends en klantbehoeften. Verder hebben beide functies een rol in de marktpositionering, verantwoordelijkheid voor ondersteuning van de sales afdeling en voor het opstellen, analyseren en bewaken van omzetdoelstellingen en margedoelstellingen. Daarmee zijn de taken en verantwoordelijkheden grotendeels hetzelfde. Dat [gedaagde] in zijn functie bij 706 Online direct aan de directie rapporteert en bij Ahrend niet, maakt dit niet anders. Dit heeft met name te maken met het verschil in omvang van de twee bedrijven, maar de werkzaamheden en verantwoordelijkheden komen op hetzelfde neer. Ahrend heeft in dat kader ook toegelicht dat de functie van Category Manager bij Ahrend niet te vergelijken is met diezelfde functie bij 706 Online. De stelling van [gedaagde] dat zijn functie bij Ahrend slechts uitvoerend en ondersteunend was, terwijl zijn functie bij 706 Online strategisch en beleidsvormend is, wordt in het licht van het voorgaande, als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
4.9.
De kantonrechter verwerpt ook het verweer van [gedaagde] en 706 Online dat er geen overtreding is, omdat 706 Online en Ahrend geen directe concurrenten van elkaar zijn. Zoals uit de tekst van het beding volgt, ziet het verbod op iedere overstap naar een zaak ‘
gelijksoortig of aanverwant aan’het bedrijf van Ahrend. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat Ahrend voldoende heeft onderbouwd dat 706 Online zo’n gelijksoortig of aanverwant bedrijf is. Zoals uit de KvK-uitreksels van Ahrend en 706 Online blijkt zijn beide partijen actief in de kantoormeubelbranche. Bovendien was [gedaagde] bij Ahrend in dezelfde productgroep werkzaam als nu bij 706 Online, te weten ‘Seating’. Verder heeft Ahrend (met stukken onderbouwd) toegelicht dat beide bedrijven dezelfde, althans gelijksoortige producten verkopen (waaronder genormeerde bureaustoelen voor de zakelijke markt en refurbished bureaustoelen), deels dezelfde afzetmarkt hebben (kleinere, zakelijke klanten in Nederland), dezelfde toeleveranciers gebruiken (Donati en Bock) en dezelfde verkoopkanalen gebruiken (Bol.com en dealernetwerken). [gedaagde] en 706 Online hebben hier onvoldoende tegenin gebracht. Zij hebben weliswaar aangevoerd dat er een verschil in schaal, aanpak, doelgroep, productaanbod en geografische aanwezigheid is, waardoor partijen elkaar niet tegenkomen in de markt en geen last van elkaar hebben in termen van het aantasten van elkaars bedrijfsdebiet, maar hebben dit onvoldoende concreet en met stukken onderbouwd. Blijkens een door Ahrend overgelegd persbericht afficheert 706 Online zich als een specialist in duurzame hoogwaardige en refurbished bureaustoelen met een uitgebreid portfolio en een sterk dealernetwerk dat zich de komende tijd wil richten op het uitbreiden van haar klantportfolio en het verder aanboren van nieuwe markten. Daarmee is geenszins uit te sluiten dat 706 Online marktaandeel zal willen (gaan) veroveren ten koste van andere partijen in de kantoormeubelbranche (zoals Ahrend). De omstandigheid dat Ahrend een veel grotere onderneming (met hogere omzetten en meer personeel) is, leidt er niet toe dat 706 Online niet als een concurrent in de zin van het concurrentiebeding is aan te merken. Datzelfde geldt voor het feit dat Ahrend naast MKB-bedrijven ook grotere zakelijke klanten bedient en ook direct aan eindklanten levert.
4.10.
Gelet op het voorgaande is het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat de overstap van [gedaagde] naar 706 Online onder de reikwijdte van het concurrentiebeding valt, waardoor sprake is van een overtreding van dat beding.
Het concurrentiebeding wordt niet geschorst
4.11.
De vervolgvraag is of het concurrentiebeding moet worden geschorst, zoals [gedaagde] en 706 Online in reconventie hebben gevorderd. De kantonrechter kan tot schorsing overgaan, als voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een beding op grond van artikel 7:653 lid 3 BW zal vernietigen. Vernietiging is aan de orde, indien het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen, of indien de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Er moet dus een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het belang van Ahrend bij handhaving van het concurrentiebeding en anderzijds het belang van [gedaagde] om bij 706 Online te kunnen blijven werken.
4.12.
Het belang van een werkgever bij een concurrentiebeding is om daarmee de opgebouwde kennis, de zakelijke relaties, de klantenkring, specifieke producten of goodwill te beschermen, ook wel aangeduid met de term ‘bedrijfsdebiet’. Dat belang kan niet zijn gelegen in de bedoeling om een werknemer te binden, mede gelet op de vrijheid van arbeidskeuze. Dat belang kan in een vrije markt economie ook niet zijn gelegen in het tegengaan van concurrentie in het algemeen.
4.13.
Ahrend heeft toegelicht dat [gedaagde] als Product Manager bij Ahrend toegang had tot en kennis had van concurrentiegevoelige informatie over de commerciële positie van Ahrend, prijsstructuren, marges, kostprijs, producten, ontwerpen, marktstrategieën, investeringsrichtingen, innovaties en doelen en gedurende zijn dienstverband relaties onderhield met klanten en leveranciers. Door deze kennis en ervaring kan 706 Online actief profiteren van de kennis van [gedaagde] over marges en prijzen, strategische aanbiedingen afstemmen om Ahrend te onderbieden of zichzelf of haar dealers beter te positioneren bij onderhandelingen of aanbesteden en direct inspelen op strategische investeringen en marktontwikkelingen van Ahrend.
4.14.
[gedaagde] heeft betwist dat hij kennis heeft van concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie van Ahrend. Hij heeft in dat verband naar voren gebracht dat hij bij Ahrend niet werkzaam was in een commerciële rol, niet verantwoordelijk was voor strategische keuzes, de supply chain en sales en dat hij niet op de hoogte was van prijzen en marges, die door de directie werden bepaald. [gedaagde] heeft zijn stellingen echter, in het licht van al hetgeen Ahrend met stukken onderbouwd heeft ingebracht, onvoldoende gemotiveerd. Hiervoor in 4.8 is overwogen dat [gedaagde] zich bij Ahrend wel degelijk bezighield met het managen van prijs- en marktstrategie, de prijs- en margebepaling, implementatie en productontwikkeling. Verder heeft [gedaagde] ter zitting bevestigd dat hij Excel-sheets kreeg toegestuurd met informatie over prijzen en marges van producten omdat hij de pricing in de gaten moest houden en dat hij actief heeft meegedacht over de prijsstructuren van bepaalde producten. Gelet hierop vindt de kantonrechter vooralsnog voldoende aannemelijk dat [gedaagde] over de onder 4.13 genoemde concurrentiegevoelige informatie beschikt, waarmee hij 706 Online een concurrentievoordeel geeft of kan geven dat 706 Online anders niet zou hebben gehad.
4.15.
Tegenover de door Ahrend aangevoerde belangen staat het belang van [gedaagde] bij het recht op een vrije arbeidskeuze. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij er bij 706 Online aanzienlijk (circa € 1.000,- bruto) op salaris is vooruit gegaan, maar dat het hem niet om de salarisverhoging was te doen. Hij was na tien jaar in dezelfde functie bij Ahrend vooral toe aan een nieuwe uitdaging en ook het verschil in reistijd woon-werkverkeer was voor hem belangrijk (een uur versus 15 minuten).
4.16.
Ahrend heeft de omvang van de door [gedaagde] gestelde salarisvooruitgang betwist (zeker als de bonus en 13e maand bij Ahrend worden meegenomen), waarna [gedaagde] zijn stelling terzake niet met stukken heeft onderbouwd en de gestelde arbeidsvoorwaardenverbetering niet is komen vast te staan. Voor wat betreft de positieverbetering is onder 4.8 al overwogen dat de functie van Category Manager bij 706 Online vergelijkbaar is met de functie van Product Manager bij Ahrend, waardoor niet aannemelijk is dat de overstap een substantiële carrièrestap inhoudt. Daarbij komt dat Ahrend heeft betwist dat er binnen haar organisatie geen perspectief op positieverbetering meer was voor [gedaagde], hetgeen door hem niet, althans onvoldoende weersproken.
4.17.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat [gedaagde] niet onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding en dat de belangenafweging in het voordeel van Ahrend uitvalt. Daarbij is meegewogen dat [gedaagde] er zelf voor heeft gekozen zijn arbeidsovereenkomst met Ahrend op te zeggen om bij 706 Online in dienst te treden, terwijl hij daarvoor al was gewaarschuwd dat Ahrend hem aan het beding zou houden. Dat [gedaagde] en 706 Online steeds openheid van zaken hebben gegeven en geprobeerd hebben met Ahrend te overleggen over een minnelijke oplossing, doet hieraan niet af. Ahrend heeft hierover naar voren gebracht dat zij bereid was water bij de wijn te doen in de vorm van een beperking in de duur van het beding, maar daar gingen [gedaagde] en 706 Online niet mee akkoord. Ter zitting heeft [gedaagde], op de vraag van de kantonrechter waarom hij niet zelf een procedure is gestart om duidelijkheid te krijgen alvorens definitief in dienst te treden bij 706 Online, verklaard dat hij juridisch advies had ingewonnen en dat hij toen ‘groen licht’ heeft gekregen voor de overstap. Deze omstandigheid komt voor zijn rekening en risico. Verder is in aanmerking genomen dat niet gezegd kan worden dat [gedaagde] voor werk is aangewezen op de kantoormeubelbranche. [gedaagde] heeft ter zitting verteld dat hij uit de sanitairbranche komt en zijn hele familie in de vloeren zit, maar dat hij dat werk minder uitdagend vindt. Het is daardoor niet aannemelijk dat het concurrentiebeding [gedaagde] in belangrijke zin belemmert om elders werkzaam te zijn.
4.18.
[gedaagde] en 706 Online hebben zich tot slot nog op het standpunt gesteld dat Ahrend in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld door over een aantal zaken geen openheid van zaken te geven. De kantonrechter is voorshands, gelet op de onderbouwing van [gedaagde] en de gemotiveerde betwisting door Ahrend, van oordeel dat geen sprake is van een schending van artikel 21 Rv en ziet daarin dus geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Datzelfde geldt voor het standpunt van [gedaagde] dat sprake zou zijn van schendig van het gelijkheidsbeginsel, omdat andere ex-werknemers van Ahrend wel bij concurrenten zouden mogen werken.
4.19.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Ahrend gericht op naleving van het concurrentiebeding (1 tot en met 4 van het petitum) worden toegewezen en de vordering van [gedaagde] om het concurrentiebeding te schorsen wordt afgewezen. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om aan de veroordelingen een dwangsom te verbinden, zoals gevorderd en waartegen door [gedaagde] en 706 Online geen verweer is gevoerd.
Vordering tot betaling van verbeurde en nog te verbeuren boetes wordt afgewezen
4.20.
De door Ahrend gevorderde al verbeurde boetes worden afgewezen. Bij een vordering tot betaling van een geldsom (bij wijze van voorschot) in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats en er moeten bovendien voldoende feiten en omstandigheden worden aangevoerd die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Ahrend heeft dergelijke feiten en omstandigheden niet gesteld. Dat Ahrend wil bereiken dat [gedaagde] zijn werkzaamheden voor 706 Online onmiddellijk staakt en gestaakt houdt, is daarvoor – gelet op dwangsom die aan de veroordeling zal worden verbonden – onvoldoende. Dat Ahrend nu al nadeel van de overtreding ondervindt, is gesteld maar niet concreet onderbouwd. Bovendien valt, zonder nadere toelichting van Ahrend, die ontbreekt, niet in te zien waarom Ahrend voor wat betreft de vordering tot betaling van verbeurde boetes de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten.
4.21.
De vordering tot betaling van toekomstige, nog te verbeuren boetes wordt (onder verwijzing naar 4.20 hiervoor) eveneens afgewezen. Nog daargelaten dat nog te verbeuren boetes niet opeisbaar zijn, geldt ook hiervoor dat de dwangsom naar verwachting een voldoende prikkel voor [gedaagde] oplevert om zich aan het concurrentiebeding te gaan houden.
Proceskosten
4.22.
[gedaagde] en 706 Online zijn (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moeten daarom op grond van artikel 237 Rv de proceskosten (inclusief nakosten en rente) betalen. Het salaris voor de gemachtigde wordt berekend aan de hand van het liquidatietarief. Ahrend heeft ter zitting verzocht om een integrale veroordeling van de werkelijk gemaakte proceskosten. Uit vaste rechtspraak volgt dat in een procedure slechts bij hoge uitzondering aanleiding bestaat voor vergoeding van de volledige advocaatkosten. Er moet dan sprake zijn van misbruik van procesrecht. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet. De gevorderde werkelijke advocaatkosten zijn daarom niet toewijsbaar.
4.23.
De proceskosten van Ahrend in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
119,40
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
(factor 1 x € 814,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.063,40
De proceskosten van Ahrend in reconventie worden begroot op € 407,00 aan salaris gemachtigde (factor 0,5 x € 814,00). Voor een veroordeling van de nakosten in reconventie bestaat gelet op de veroordeling tot betaling van nakosten in conventie geen aanleiding.
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot onmiddellijke staking van zijn diensten en/of werkzaamheden voor 706 Online en aan haar gelieerde ondernemingen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of per deel van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen,
5.2.
veroordeelt 706 Online om met onmiddellijke ingang geen gebruik te maken, direct of indirect, van de diensten en/of werkzaamheden van [gedaagde] tot 1 april 2026, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of deel daarvan dat 706 Online in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per deel van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
5.4.
verbiedt [gedaagde] tot 1 april 2026 op enigerlei wijze in dienst te treden van of, op welke wijze dan ook, werkzaamheden te verrichten voor 706 Online of daaraan gelieerde ondernemingen,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] en 706 Online (hoofdelijk) in de proceskosten van € 1.063,40,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, en – voor het geval voldoening van de proceskosten- en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde] en 706 Online af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] en 706 Online (hoofdelijk) in de proceskosten van € 407,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum.