ECLI:NL:RBNHO:2025:6936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
11395580 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van digitale handhaving van geslotenverklaringen in verkeerszaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het negeren van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De zaak werd behandeld op de zitting van 27 mei 2025, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter oordeelde dat het niet aan de rechter is om in het algemeen te bepalen dat digitale handhaving van geslotenverklaringen niet wenselijk of verdedigbaar is; dit is een taak voor de wet- en regelgever. De rechter kan echter wel toetsen of in het specifieke geval voldaan is aan de voorwaarden van de beleidsregels van het openbaar ministerie. In deze zaak bleek uit schouwrapporten dat de bebording met betrekking tot de geslotenverklaring correct was opgesteld en duidelijk zichtbaar was, waardoor betrokkene hiervan kennis had kunnen nemen.

De kantonrechter concludeerde dat de beroepsgrond van betrokkene, die stelde dat digitale handhaving niet langer houdbaar is, niet slaagde. De wet staat digitale handhaving niet in de weg, en de kantonrechter wees erop dat van weggebruikers verwacht mag worden dat zij oplettend zijn op de aanwezige bebording. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 11395580 \ WM VERZ 24-1867
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 17 juni 2025
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : J. Piet, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

De verkeersboete en het beroep

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 mei 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Namens betrokkene is aangevoerd dat digitale handhaving van geslotenverklaring niet langer houdbaar en verdedigbaar is. De aantallen en locaties waar op een dergelijke wijze wordt gehandhaafd zijn enorm in omvang toegenomen en er bestaat grote maatschappelijke onvrede hierover. Het gaat veelal om onduidelijke situaties en borden die zonder (duidelijke) vooraankondiging door nietsvermoedende burgers worden gepasseerd. Volgens betrokkene vindt zowel de landelijke als de lokale politiek inmiddels dat er paal en perk moet worden gesteld aan deze vorm van handhaving en in het televisieprogramma “Kassa” is hieraan onlangs ook aandacht besteed. Betrokkene meent dat het aan de kantonrechter is om rechtsbescherming te bieden, ongeacht of er strikt genomen aan de wettelijke vereisten voor digitale handhaving wordt voldaan.
Deze beroepsgrond slaagt niet, om de volgende reden.
De wet, de Wahv, staat niet in de weg aan digitale handhaving van geslotenverklaringen (zie ook de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2022, te vinden op www.recht-spraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:7566). Het is niet aan de kantonrechter om in zijn algemeenheid te oordelen dat digitale handhaving van geslotenverklaringen niet (meer) wenselijk of verdedigbaar is. Het is aan de wet- en regelgever om hierin keuzes te maken.
De kantonrechter kan wel beoordelen of in een concreet geval wordt voldaan aan de voorwaarden van beleidsregels die het openbaar ministerie heeft opgesteld voor digitale handhaving. Dit betekent dat de kantonrechter onder meer toetst of de geslotenverklaring tijdig wordt aangekondigd door de plaatsing van vooraankondigingsborden en of de bebording ter plaatse van de geslotenverklaring aanwezig en duidelijk waarneembaar is. Alleen indien dat het geval is, mag een boete voor het negeren van een geslotenverklaring worden opgelegd. Daarbij geldt dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht te allen tijde oplettend te zijn op de aanwezige bebording. Daarbij wordt ook verwacht dat de weggebruiker zo nodig het rijgedrag en de snelheid aanpast teneinde van de bebording kennis te kunnen nemen.
In dit geval blijkt uit de beschikbare schouwrapporten dat de bebording met betrekking tot de geslotenverklaring juist was opgesteld en dat de bebording duidelijk zichtbaar was. Betrokkene had daarvan dus kennis kunnen nemen. Dat betrokkene de bebording niet goed of over het hoofd heeft gezien, is dan ook een omstandigheid waarvoor de gevolgen voor rekening van betrokkene dienen te komen.
Het beroep is daarom ongegrond.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: