Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] ,vennoot van voornoemde vennootschap,
3.
[gedaagde 3] ,vennoot van voornoemde vennootschap,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 17 juli 2024;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling ingekomen stukken:
- de akte wijziging eis, met productie 15 en 16;
- de producties 17 tot en met 19;
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Bijvoorbeeld, na betaling van huur op 30 september 2016 heeft [gedaagden] op 25 oktober 2016 € 369,45 aan [eiser] betaald onder vermelding van ‘aanvulling huur september. 911,31 -/- 469,26 -/- 72,60’. Vervolgens heeft [gedaagden] € 911,31 per maand aan huur betaald. Een ander voorbeeld is de e-mail van 14 februari 2018. Daarin mailt [gedaagden] een rekenvoorbeeld van de totale huur per maand van € 1.085,79 “zoals we hadden afgesproken” aan [eiser] en stelt [gedaagden] voor het per 1 januari 2018 in te laten gaan. Dit bedrag is voor onder andere de opvangruimte en het gemiddeld gebruik van de sporthal per maand (61 uren). [gedaagden] heeft dit bedrag vervolgens betaald voor de maanden vanaf januari 2018. Vervolgens heeft [gedaagden] vanaf januari 2019 € 1.129,22, vanaf januari 2021 € 1.151,80 en vanaf januari 2022 € 1.174,84 per maand aan [eiser] betaald. Bij de omschrijving van de betaling van 14 februari 2018 en die van 4 februari 2019 staat respectievelijk aanvulling huur en huurverhoging.
Uit de betaalbewijzen blijkt namelijk dat ieder jaar maandelijks hetzelfde huurbedrag werd betaald (behoudens de verhogingen zoals hiervoor besproken). Voorts staat als niet betwist vast dat [eiser] jarenlang niet tegen de handelwijze van [gedaagden] heeft geprotesteerd. Dat impliceert dat zij ermee heeft ingestemd. Dat in de periode van januari 2018 tot aan november 2023 door [eiser] op enig moment is aangedrongen op een opgave achteraf van het werkelijk aantal uren dat [gedaagden] van de gymzaal gebruik maakte, of op nabetaling op basis van daadwerkelijk gebruik, is gesteld noch gebleken. [eiser] heeft hier geen verklaring voor gegeven.
[eiser] voert ook aan dat zij de e-mail van 14 februari 2018 niet eerder heeft gezien en betwist daarom dat zij deze heeft ontvangen, maar daarmee betwist ze niet dat de e-mail aan het emailadres van [eiser] t.a.v. [naam 1] is gestuurd en destijds daar (of door hem) is ontvangen.
€ 135,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)