In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen. De vordering betreft een bedrag van € 12.772,44, dat is vastgesteld op basis van de diefstal van cryptovaluta, specifiek 859,9 XMR (Monero), die op 1 oktober 2021 aan een benadeelde is ontvreemd. De veroordeelde, die onbekend is vertrokken, is eerder veroordeeld voor deze diefstal en de rechtbank heeft vastgesteld dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit deze strafbare feiten.
De procedure begon met de vordering van de officier van justitie op 6 maart 2025, waarbij de veroordeelde werd opgeroepen om te verschijnen op verschillende zittingen. Tijdens deze zittingen is de vordering gepresenteerd en is het onderzoek gesloten op 19 juni 2025. De rechtbank heeft de ontnemingsrapportage van de politie-eenheid Noord-Holland in overweging genomen, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. De rechtbank concludeert dat de berekening deugdelijk is onderbouwd en dat er geen reden is om aan de juistheid te twijfelen.
De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 255 dagen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de basis vormt voor de ontnemingsmaatregel.