ECLI:NL:RBNHO:2025:7058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
15/327471-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontnemingsvordering na veroordeling voor diefstal van cryptovaluta

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen. De vordering betreft een bedrag van € 12.772,44, dat is vastgesteld op basis van de diefstal van cryptovaluta, specifiek 859,9 XMR (Monero), die op 1 oktober 2021 aan een benadeelde is ontvreemd. De veroordeelde, die onbekend is vertrokken, is eerder veroordeeld voor deze diefstal en de rechtbank heeft vastgesteld dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit deze strafbare feiten.

De procedure begon met de vordering van de officier van justitie op 6 maart 2025, waarbij de veroordeelde werd opgeroepen om te verschijnen op verschillende zittingen. Tijdens deze zittingen is de vordering gepresenteerd en is het onderzoek gesloten op 19 juni 2025. De rechtbank heeft de ontnemingsrapportage van de politie-eenheid Noord-Holland in overweging genomen, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. De rechtbank concludeert dat de berekening deugdelijk is onderbouwd en dat er geen reden is om aan de juistheid te twijfelen.

De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 255 dagen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de basis vormt voor de ontnemingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/327471-21 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 19 juni 2025
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d.
6 maart 2025ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1],
vertrokken, onbekend waarheen,
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.De vordering

De officier van justitie heeft bij vordering van 6 maart 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 5 van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op
€ 12.772,44en dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is gedagvaard om op 10 april 2025 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2025, 8 mei 2025 en 5 juni 2025.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op die data. Daarbij is gehoord de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 19 juni 2025.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en gepersisteerd bij de vordering.
4. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
4.1
Grondslag van de vordering
De onderhavige vordering heeft betrekking op het geval van veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd waarbij aannemelijk is dat deze feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft gekregen.
Bij vonnis van deze rechtbank van 19 juni 2025 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij onder meer is bewezenverklaard dat:
hij op 1 oktober 2021 in Nederland, in vereniging met anderen, 859,9 XMR (Monero) (voor een bedrag van in totaal 218000 USD), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen Monero onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
- een onrechtmatig verkregen toegangscode voor het inloggen op de Kucoin app van [benadeelde].
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde strafbare feit.
4.2
De ontnemingsrapportage
Op 1 augustus 2024 heeft verbalisant [verbalisant], inspecteur bij politie-eenheid Noord-Holland, een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangeduid als de ontnemingsrapportage.
Bij de ontnemingsrapportage zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
In de ontnemingsrapportage is het te vorderen wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] als volgt berekend.
Opbrengst
Van slachtoffer [benadeelde] is op 1 oktober 2021 859,95 Monero ontvreemd. Onderstaande tabel geeft de hoeveelheid door [verdachte] ontvangen Monero weer, met daarbij op welke datum en tijdstip hij deze ontving.
Monero
Datum
18,00000
3-10-2021
3,00000
12-10-2021
4,30000
12-10-2021
28,19176
12-10-2021
2,30000
22-10-2021
3,10000
09-11-2021
58,89176
Totaal
De waarde van de Monero op 1 oktober 2021 was € 216,88.
De opbrengst uit de overval op [benadeelde] op 1 oktober 2021 voor de veroordeelde bedraagt 58,89176 Monero x € 216,88 = € 12.772,44.
Kosten
Niet is gebleken dat de veroordeelde enige kosten heeft gemaakt.
Conclusie
Het wederrechtelijk verkregen voordeel toegerekend aan de veroordeelde bedraagt op basis van het vorenstaande: € 12.772,44.
4.3
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van het hiervoor onder 4.1 genoemde strafbare feit. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen. De rechtbank is van oordeel dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage deugdelijk is onderbouwd en heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid daarvan.

5.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 12.772,44.
Het aantal dagen gijzeling wordt, overeenkomstig de LOVS-oriëntatiepunten, vastgesteld op 255 dagen.

6.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering toe;
stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 12.772,44 (twaalfduizend zevenhonderdtweeënzeventig euro en vierenveertig eurocent);
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van €
12.772,44euro (twaalfduizend zevenhonderdtweeënzeventig euro en vierenveertig eurocent), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 255 dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. E.L. Hoogstraate en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting 19 juni 2025.