ECLI:NL:RBNHO:2025:7071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
23-6222
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzageverzoek FSV en besluitvorming Minister van Financiën

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 20 mei 2025, wordt het beroep van eiser behandeld met betrekking tot een inzageverzoek in zijn persoonsgegevens die geregistreerd zijn in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Eiser had op 9 augustus 2022 een inzageverzoek ingediend, dat door de Minister van Financiën op 25 november 2022 werd toegewezen, met de mededeling dat er geen persoonsgegevens van eiser in de FSV waren verwerkt. Echter, in het verweerschrift in beroep, dat door verweerder op 27 juli 2023 werd ingediend, werd gesteld dat er wel persoonsgegevens van eiser in de FSV voorkwamen. Eiser heeft hierop gereageerd en het beroep is uiteindelijk behandeld op 25 februari 2025.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit vernietigd moet worden, omdat verweerder pas in beroep een nieuwe zoekslag heeft verricht en de beslissing op bezwaar niet heeft gewijzigd. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen en dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6222

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.L. van de Streek),
en

de Minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van der Linden en mr. M. Baarslag).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de besluitvorming van verweerder die is gevolgd op zijn verzoek van 9 augustus 2022 over inzage in zijn persoonsgegevens die verweerder heeft geregistreerd in de Fraude signaleringsvoorziening (FSV).
1.1
Verweerder heeft dat verzoek met het besluit van 25 november 2022 toegewezen. In dat besluit staat dat er geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt in de FSV. Met het bestreden besluit van 27 juli 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij die toewijzing gebleven.
1.2
Eiser had het beroep ingesteld bij de rechtbank in Amsterdam. Op 5 oktober 2023 heeft die rechtbank het beroep doorgestuurd naar de rechtbank Noord-Holland.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Daarin staat onder andere dat er wel persoonsgegevens van eiser in de FSV voorkomen.
1.4
Op 13 februari 2025 heeft eiser daar schriftelijk op gereageerd.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder. Voor eiser was ook aanwezig [naam 1] . Voor verweerder was ook aanwezig [naam 2] .
1.6
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser is onderwerp geweest van verschillende rechterlijke uitspraken. Zo is hij bij uitspraak van 27 juli 2016 [1] veroordeeld voor het (doen) (mede)plegen van het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften en is hij bij uitspraak van 18 mei 2018 vrijgesproken van het opzettelijk gebruikmaken en/of voorhanden hebben van valse facturen.
2.2
Tegen die achtergrond heeft eiser op 9 augustus 2022 bij verweerder een ‘Inzageverzoek Fraude Signalering Voorziening’ ingediend. In dat verzoek staat onder andere het volgende:
“Geachte heer/mevrouw,
Namens de heer. [eiser] doe ik bij deze een inzageverzoek in de persoonsgegevens die de Belastingdienst in de FSV heeft geregistreerd.
Wij vermoeden dat de heer [eiser] onterechte gevolgen heeft ondervonden, door registratie in de FSV, dan wel doordat het CAF-team aanleiding heeft gegeven voor de inzet van opsporingsbevoegdheden met vooringenomenheid om de heer [eiser] als facilitator aan te merken.
(…)”
2.3
Verweerder heeft op 17 augustus 2022 de ontvangst van het verzoek bevestigd. In de ontvangstbevestiging staat dat verweerder het verzoek aanmerkt als een verzoek in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en dat verweerder ernaar streeft om binnen één maand na ontvangst van het verzoek te beslissen.
2.4
In het besluit van 25 november 2022 heeft verweerder het AVG-verzoek van eiser toegewezen. Volgens verweerder komen de persoonsgegevens van eiser niet voor in de FSV.
2.5
Eiser heeft bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit staat – samengevat en voor zover in dit beroep van belang – het volgende: Er is gezocht in de FSV naar persoonsgegevens van eiser. De FSV is een digitaal registratiesysteem waarin alleen op naam of op burgerservicenummer (bsn) kan worden gezocht. Er is gezocht op de naam ‘ [eiser] ’ en op zijn bsn. Deze zoektermen leidden niet tot een treffer. Dit betekent dat eiser niet voorkomt in de FSV. Het betekent ook dat ‘vertaalbureau [eiser] ’ er niet in voorkomt. De gegevens van eiser zijn ook niet verwerkt in het kader van projectcode [nummer] [2] . Bij de zoekslag zijn geen persoonsgegevens van eiser gevonden. Verweerder heeft daarmee aannemelijk gemaakt dat eiser niet voorkomt in de FSV. Ook voldoet verweerder daarmee aan de verplichtingen uit artikelen 12 en 15 van de AVG om mede te delen welke persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt.
Verweerder voegt daaraan toe dat de FSV op 27 februari 2020 is opgeschoond en uitgezet. Er is een reservebestand (back-up) bewaard van de situatie tot en met 26 februari 2020. In die back-up staan geen andere gegevens dan in de FSV. Er staan dus ook geen gegevens van eiser in die back-up. Vanaf 27 februari 2020 worden de gegevens uit de FSV niet meer door de Belastingdienst gebruikt. De gegevens zijn alleen nog toegankelijk voor behandelaren van FSV-verzoeken. Er is geen sprake van institutioneel racisme. Eiser is namelijk niet in de FSV opgenomen. Het aanvullende verzoek strekt ertoe dat de gemachtigde van eiser het fiscale dossier van eiser wilt ontvangen. Dat verzoek is veel omvangrijker dan het aanvankelijke inzage-verzoek. Dat verzoek wordt afzonderlijk behandeld, als een nieuw verzoek.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het bestreden besluit in stand kan blijven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. Verweerder heeft namelijk pas in beroep een nieuwe zoekslag verricht. In het verweerschrift in beroep heeft verweerder uiteengezet tot welke resultaten dat heeft geleid. Verweerder had de beslissing op bezwaar moeten wijzigen, maar heeft dat niet gedaan. Alleen al om die reden slaagt het beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
(Resultaten van) de zoekslag
5.1
Op grond van het verzoek heeft verweerder in de FSV gezocht. Uit het bestreden besluit blijkt dat een zoektocht op het bsn van eiser, op zijn naam en op de naam ‘ [eiser] ’ in combinatie met zijn bsn geen resultaten had opgeleverd. De zoekslag op de naam ‘ [eiser] ’ resulteerde in vermeldingen van betrokkenen met een (deels) gelijkluidende naam, maar niet met hetzelfde bsn. Ook een zoekslag op basis van de naam ‘ [eiser] Vertaalbureau’ en ‘ [eiser] vertaalburo’ leverde geen vermeldingen op. Zekerheidshalve heeft verweerder in de beroepsfase nog een keer gezocht in de back-up van de FSV, op naam van eiser en zijn bsn. Dat leverde volgens verweerder geen resultaten op.
5.2
Volgens eiser ligt het voor de hand dat hij wel in de FSV is opgenomen. Hij wijst erop dat in september 2013 bij de Belastingdienst een signaal is binnengekomen dat met het IP adres van eiser mogelijk frauduleuze aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2011 en 2012 waren ingediend. Het CAF-team van de Belastingdienst is volgens eiser met dat signaal aan de slag gegaan. Eiser acht het aannemelijk dat in de FSV de gesignaleerde verhoogde kans op systeemfraude bij hem is geregistreerd als ‘projectcode [nummer] ’.
Verweerder voert aan dat eiser zelf niet in zijn hoedanigheid van belastingplichtige in de FSV voorkomt.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelfstandig, als belastingplichtige, in de FSV staat. Zijn betoog over het signaal uit 2013 gaat over eiser in zijn hoedanigheid van dienstverlener, waarbij hij belastingaangiften voor anderen deed, niet over hem als privé persoon. Deze beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
5.4
Wel is het zo dat verweerder pas in het verweerschrift in beroep de motivering van het bestreden besluit heeft aangevuld. Verweerder heeft daarin de verrichte zoekslag onderbouwd en ook de zoekslag toegelicht die verweerder naar aanleiding van het beroep heeft gedaan. Samengevat staat hierover in het verweerschrift het volgende: In de periode dat de FSV werd gebruikt, vervulde eiser ook de rol van fiscaal dienstverlener voor cliënten. In de beroepsfase heeft verweerder een nadere zoekslag verricht in de FSV. Verweerder heeft gezocht bij cliënten van eiser die in hun hoedanigheid als belastingplichtige wel in de FSV stonden. Verweerder heeft daarbij persoonsgegevens van die cliënten aangetroffen maar ook enkele gegevens van eiser. In het verweerschrift geeft verweerder op bladzijde 6 een overzicht van de persoonsgegevens van eiser die zijn gevonden. Eiser is in de FSV opgenomen als ‘kenmerk’ bij zijn cliënten, niet zelfstandig. Hij is enkel en op indirecte manier betrokken bij de registratie van anderen. Verweerder geeft geen opsomming van cliënten waarbij eisers IP-adres of zijn bsn is aangetroffen in het veld ‘fiscale dienstverlener bsn’. Dat leidt volgens verweerder namelijk niet tot persoonsgegevens van eiser en is een schending van de rechten van anderen.
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die nadere motivering door verweerder al dat het bestreden besluit niet correct is. Het beroep is om die reden gegrond. Verweerder moet die aanvullende motivering in een nieuwe beslissing op bezwaar opnemen. Op de zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij ook wil kunnen vaststellen waar en op welk moment de opsporing is begonnen, hoe de persoonsgegevens zijn verwerkt en met wie die gegevens zijn gedeeld. Verweerder heeft daarover verklaard dat die gegevens niet bekend zijn, omdat eiser niet een eigen registratie in de FSV heeft. Hij had geen eigen ‘pagina’ in de FSV, volgens verweerder. Het ligt voor de hand dat ook deze aanvullende motivering in de nieuwe beslissing op bezwaar wordt opgenomen.
Overige beroepsgronden
6. Uit de vorige overwegingen blijkt dat eiser in de FSV stond als fiscaal dienstverlener. Hij kwam in de FSV voor als ‘kenmerk’ bij cliënten, maar het is niet aannemelijk geworden dat hij ook los van die cliënten, zelfstandig was opgenomen in de FSV. Hieruit volgt dat eiser zelf niet als mogelijk onderwerp van onderzoek in de FSV geregistreerd stond. Daarom komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden van eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
7.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken. Een dwangsom is niet aan de orde.
7.2
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 juli 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzitter, en mr. L.M. de Vries en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 12
1. De verwerkingsverantwoordelijke neemt passende maatregelen opdat de betrokkene de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en de in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal ontvangt, in het bijzonder wanneer de informatie specifiek voor een kind bestemd is. De informatie wordt schriftelijk of met andere middelen, met inbegrip van, indien dit passend is, elektronische middelen, verstrekt. Indien de betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld, op voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene met andere middelen bewezen is.
2. De verwerkingsverantwoordelijke faciliteert de uitoefening van de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22. In de in artikel 11, lid 2, bedoelde gevallen mag de verwerkingsverantwoordelijke niet weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de betrokkene om diens rechten uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22 uit te oefenen, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat hij niet in staat is de betrokkene te identificeren.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
4. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom het verzoek zonder gevolg is gebleven, en informeert hij hem over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit en beroep bij de rechter in te stellen.
5. Het verstrekken van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, en het verstrekken van de communicatie en het treffen van de maatregelen bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 geschieden kosteloos. Wanneer verzoeken van een betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, mag de verwerkingsverantwoordelijke ofwel:
a. a) een redelijke vergoeding aanrekenen in het licht van de administratieve kosten waarmee het verstrekken van de gevraagde informatie of communicatie en het treffen van de gevraagde maatregelen gepaard gaan; ofwel
b) weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.
6. Onverminderd artikel 11 kan de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de natuurlijke persoon die het verzoek indient als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 21, om aanvullende informatie vragen die nodig is ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.
7. De krachtens de artikelen 13 en 14 aan betrokkenen te verstrekken informatie mag worden verstrekt met gebruikmaking van gestandaardiseerde iconen, om de betrokkene een nuttig overzicht, in een goed zichtbare, begrijpelijke en duidelijk leesbare vorm, van de voorgenomen verwerking te bieden. Wanneer de iconen elektronisch worden weergegeven, zijn ze machineleesbaar.
8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 92 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie de iconen dienen weer te geven en via welke procedures de gestandaardiseerde iconen tot stand dienen te komen.
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Zie
2.Die projectcode heeft betrekking op de behandeling van hoog risico-aangiften en mogelijke systeemfraude in de inkomstenbelasting, waarbij een facilitator is betrokken met wiens hulp of tussenkomst de aangiften tot stand zijn gekomen en/of ingediend.