ECLI:NL:RBNHO:2025:7080

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
356072 HA ZA 24-468
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid in betalingsverplichting van groepsvennootschappen bij cash pooling

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Beleggings- en Exploitatiemaatschappij Nieuwburen B.V. (eiser) en een aantal besloten vennootschappen (gedaagden), gezamenlijk aangeduid als Omega c.s. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden tekortschieten in hun verklaringsverplichting op grond van artikel 476a Rv e.v. De verklaringen van Omega c.s. zijn onvoldoende onderbouwd en geven geen inzicht in de financiële verhoudingen tussen de groepsvennootschappen. Nieuwburen had eerder een huurrelatie met D.E.M. Management Services B.V. (DEMMS), die niet rechtstreeks betrokken is bij deze procedure, maar wel een rol speelt in de onderlinge verhoudingen. De rechtbank concludeert dat Omega c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van een bedrag van € 1.341.973,67, waarvoor beslag is gelegd. De rechtbank wijst ook de proceskosten toe aan Nieuwburen, die in het gelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van verklaringen in het kader van derdenbeslag en de gevolgen van cash pooling binnen een groep van vennootschappen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/356072 / HA ZA 24-468
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELEGGINGS-EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ NIEUWBUREN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Nieuwburen,
advocaat: mr. M.N. Mense,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
OMEGA MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2.
BACS INVESTING B.V.,
gevestigd te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3.
PRETIUM B.V.,
gevestigd te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4.
PRIVILEGE B.V.,
gevestigd te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
5.
DEUS EX MACHINA (D.E.M.) B.V.,
gevestigd te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
6.
J.K.S. HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Omega c.s., en ieder afzonderlijk Omega, Bacs, Pretium, Privilege, DEM en JKS,
advocaat: mr. J.W. de Groot.
De zaak in het kort
DEMMS, die niet rechtstreeks bij deze procedure betrokken is, is onherroepelijk veroordeeld tot betaling aan Nieuwburen van € 66.625,- aan achterstallige huur, vermeerderd met de huurtermijnen vanaf september 2020 en de rente en proceskosten. Voor deze vordering heeft Nieuwburen executoriaal derdenbeslag gelegd onder Omega c.s.
Naar aanleiding van de gelegde beslagen hebben Omega c.s. verklaard dat DEMMS nu en in de toekomst niets van hen te vorderen heeft, zodat de beslagen – volgens Omega c.s. – geen doel hebben getroffen.
In deze procedure betwist Nieuwburen deze verklaringen. Omega c.s. hebben uitgelegd dat de afgelegde verklaringen juist zijn, omdat DEMMS samen met de andere vennootschappen behorend tot de DEM-groep onderdeel uitmaken van een
cash poolingarrangement. Dat houdt in dat als DEMMS betalingen doet, haar banksaldo negatief wordt. Vervolgens wordt het negatieve banksaldo aangevuld tot nul met gelden uit de cash pool. Omdat DEMMS zelf geen inkomsten genereert, maar alleen een faciliterende rol vervult, worden de rekeningen van DEMMS feitelijk betaald door de groepsvennootschappen die wel inkomsten genereren. Volgens Omega c.s. betaalt DEMMS daardoor nooit meer dan haar aangaat en zijn de groepsvennootschappen DEMMS dus niets verschuldigd.
De rechtbank oordeelt dat Omega c.s. tekortschieten in hun verklaringsverplichting. Hun verklaringen zijn onvoldoende onderbouwd met stukken en geven onvoldoende inzicht in de onderlinge financiële verhoudingen tussen de groepsvennootschappen. DEMMS faciliteerde uit hoofde van een huurrelatie met Nieuwburen de huisvesting voor de (andere) groepsvennootschappen van de DEM-groep. Omega c.s. hebben onvoldoende onderbouwd weersproken dat zij in verband met die geboden huisvesting bedragen verschuldigd zijn of zullen worden aan DEMMS. Dit betekent dat ervan wordt uitgegaan dat geen verklaring is afgelegd. Omega c.s. worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 november 2024 en de daarin vermelde stukken,
- de nagekomen producties 10 tot en met 17 van de zijde van Nieuwburen,
- de nagekomen producties 9 en 10 van de zijde van Omega c.s.,
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de aantekeningen bij een mondelinge behandeling van mr. Mense voornoemd,
- de pleitnotities Omega c.s. van mr. De Groot voornoemd en mr. P.E. de Haas.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Nieuwburen is eigenaar geweest van een kantoorgebouw aan de Amerikaweg 10 te Haarlem. Zij verhuurde dit gebouw aan D.E.M. Management Services B.V. (hierna: DEMMS). Naast het enkele gebruik van het gebouw verleende Nieuwburen aanvullende diensten aan DEMMS in de vorm van levering van elektra, water en gas/warmte. De huurovereenkomst tussen DEMMS en Nieuwburen is in onderling overleg per 1 december 2023 beëindigd.
2.2.
Naast DEMMS (die niet rechtstreeks bij deze procedure betrokken is) hielden alle gedaagde entiteiten, Omega c.s., tot 28 december 2023 kantoor, althans stonden ingeschreven, op dit adres aan de Amerikaweg 10.
2.3.
[betrokkene] is bestuurder van Omega (gedaagde sub 1), JKS en DEM. Omega is op haar beurt bestuurder van DEMMS, Privilege en Pretium. Bacs wordt bestuurd door Omega en DEM tezamen. Alle gedaagde entiteiten behoren tot de DEM-groep.
2.4.
Tussen Nieuwburen en DEMMS is eerder een geschil ontstaan over de huurovereenkomst. Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 24 februari 2021 is DEMMS veroordeeld tot betaling aan Nieuwburen van een bedrag van € 66.625,00 aan achterstallige huur, vermeerderd met de maandelijkse huurtermijnen vanaf september 2020 en de wettelijke handelsrente vanaf 14 mei 2020. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam in zijn (eind)arrest van 7 mei 2024 het vonnis van de kantonrechter van 24 februari 2021 in stand gelaten voor wat betreft de veroordeling van DEMMS tot betaling van de huur aan Nieuwburen. Het hof heeft alleen de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente over het toegewezen bedrag gewijzigd naar 1 december 2023 (in plaats van 14 mei 2020).
2.5.
Naar aanleiding van een poging van de deurwaarder om aan de hand van het vonnis van 24 februari 2021 op het kantooradres beslag te leggen op roerende zaken van DEMMS, schreef de advocaat van DEMMS op 6 maart 2023 dat de roerende zaken die zich in het kantoorpand bevinden de ondernemingen dienen die gedreven worden door de (andere) entiteiten behorende tot de DEM-groep die aldaar kantoorhouden. Ook schreef de advocaat dat DEMMS dat zij geen onderneming drijft, maar alleen een dienstverlenende, facilitaire entiteit is die administratieve doeleinden dient en zich onder andere bezighoudt met de loonadministratie.
2.6.
Bij exploot van 30 mei 2024 heeft Nieuwburen op grond van het vonnis van 24 februari 2021 en het arrest van 7 mei 2024 DEMMS opnieuw bevolen tot betaling van
€ 1.334.133,74 over te gaan. DEMMS heeft daaraan niet voldaan.
2.7.
Bij exploten van 17 juni 2024 liet Nieuwburen beslag leggen onder Omega, Bacs, Pretium en Privilege tot verhaal van een vordering van € 1.341.973,67. Nieuwburen liet daarbij ook beslag leggen op de aandelen die DEMMS in de hiervoor genoemde gedaagde entiteiten houdt.
2.8.
Op 25 juli 2024 verklaarden Omega, Bacs, Pretium en Privilege in een zogenoemde derde-verklaring dat zij nu of in de toekomst niets van DEMMS te vorderen hebben op grond van een nu bestaande overeenkomst of andere verplichting.
2.9.
Bij exploten van 8 augustus 2024 liet Nieuwburen beslag leggen onder DEM en JKS tot verhaal van een vordering van € 1.371.737,59. Op dezelfde datum verklaarden DEM en JKS in een derde-verklaring dat zij nu of in de toekomst (ook) niets van DEMMS te vorderden op grond van een nu bestaande overeenkomst of andere verplichting.

3.Het geschil

3.1.
Nieuwburen vordert – samengevat – dat de rechtbank bij een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Omega c.s. veroordeelt tot:
I. het afleggen van een gerechtelijke verklaring en betaling van het bedrag dat op grond van deze verklaring aan Nieuwburen toekomt,
II. betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Nieuwburen legt aan de vordering ten grondslag dat Omega c.s. tekort schieten in hun verklaringsverplichting op grond van artikelen 476a lid 2 en 476b lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van die artikelen dienen de verklaringen namelijk van onderbouwing te worden voorzien, maar de verklaringen van Omega c.s. vermelden enkel dat zij niets van DEMMS te vorderen hebben. De verklaringen van Omega c.s. geven – als deze al juist zijn – onvoldoende inzicht in hun verhoudingen tot DEMMS die kennelijk een faciliterende/dienstverlenende rol vervult voor Omega c.s. door onder meer huisvesting te verschaffen en personeel uit te lenen. Omega c.s. waren namelijk allemaal gehuisvest in het kantoorpand dat Nieuwburen aan DEMMS verhuurde. Daarbij maakt Nieuwburen op uit een eerdere verklaring van (de advocaat van) DEMMS dat zij zich onder meer bezighoudt met de loonadministratie. Volgens Nieuwburen kan aangenomen worden dat de huisvesting en andere diensten die DEMMS aan Omega c.s. verleende een bepaalde waarde hadden voor Omega c.s., zodat de afgelegde derde-verklaringen niet juist kunnen zijn.
3.3.
Omega c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Nieuwburen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Nieuwburen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Nieuwburen in de kosten van deze procedure.
3.4.
Omega c.s. voeren aan dat de afgelegde derde-verklaringen juist zijn, zij zijn namelijk niets aan DEMMS verschuldigd. Dat zij niets aan DEMMS verschuldigd zijn komt doordat DEMMS onderdeel is van een
cash poolingarrangement. Volgens Omega c.s. komt dat erop neer dat als DEMMS betalingen verricht, haar saldo als gevolg van die betaling negatief wordt, en dit negatieve saldo wordt vervolgens aangevuld tot nul met gelden afkomstig van andere (wel inkomsten genererende) entiteiten die eveneens onderdeel zijn van het cash pooling arrangement. Omdat DEMMS zelf geen inkomsten genereert, worden de rekeningen in feite betaald met gelden van andere, inkomsten genererende entiteiten uit de cash pool. Alle gemaakte kosten – ongeacht waar die op zien – zijn door de cash pooling volledig gedragen door (een deel van) Omega c.s. die inkomsten genereren. Volgens Omega c.s. leidt dat tot de conclusie dat 1) DEMMS niet meer heeft betaald dan haar aangaat, en 2) Omega c.s. dus niets verschuldigd zijn aan DEMMS.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nieuwburen heeft zich op het standpunt gesteld dat Omega c.s. tekort schieten in hun verklaringsverplichting, omdat de afgelegde verklaringen niet (met bewijsstukken) zijn onderbouwd. De rechtbank volgt het betoog van Nieuwburen en legt dat hieronder uit.
Beoordelingskader van de afgelegde verklaringen.
4.2.
Bij derdenbeslag ontstaat voor de derde-beslagene de verplichting om (buitengerechtelijk) verklaring af te leggen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Deze verklaring moet voldoen aan de vereisten van artikel 476a lid 2 en artikel 476b Rv. Dit betekent dat de verklaring volledig moet zijn en zoveel mogelijk onderbouwd moet zijn met schriftelijke bewijzen.
4.3.
Als de derde-beslagene een verklaring heeft afgelegd, is de beslaglegger op grond van artikel 477a lid 2 Rv bevoegd de juistheid van de buitengerechtelijke verklaring geheel of gedeeltelijk te betwisten. Als de derde-beslagene vervolgens in de daaropvolgende procedure alsnog een verklaring aflegt en (ook) de juistheid daarvan wordt bestreden, is het aan de rechter om de inhoud van de verklaring van de derde-beslagene vast te stellen. De rechter zal in dat geval de derde-beslagene veroordelen om datgene aan de deurwaarder te betalen dat de derden-beslagene volgens die vaststelling verschuldigd is onder het gelegde beslag. De bewijslast dat de derde - in weerwil van de verklaring - wel degelijk een vordering op de schuldenaar heeft, rust op de schuldenaar, maar op deze derde rust bij betwisting een verzwaarde motiveringsplicht. [1] Een in rechte (alsnog) afgelegde verklaring die niet voldoet aan de eisen als bedoeld in de artikelen 476a lid 2 Rv en 476b Rv kan in haar gevolgen gelijk worden gesteld aan het geval dat in het geheel geen verklaring is afgelegd. [2]
Nieuwburen is op tijd een procedure gestart tegen Omega c.s.
4.4.
Artikel 477a lid 2 Rv schrijft voor dat als een beslaglegger op grond van het genoemde wetsartikel aanvulling van de afgelegde verklaring wil vorderen, hij binnen twee maanden na de afgelegde verklaring de derde-beslagene moet dagvaarden. Uit de hiervoor weergegeven feiten volgt dat Omega, Bacs , Pretium en Privilege (gedaagden onder 1 tot en met 4) op 25 juli 2024 een buitengerechtelijke verklaring hebben afgelegd en DEM en JKS (gedaagden onder 5 en 6) op 8 augustus 2024. Omdat Nieuwburen Omega c.s. op 15 augustus 2024, en dus binnen de termijn heeft gedagvaard, kan zij in haar vordering worden ontvangen.
Omega c.s. geven in deze procedure een aanvullende toelichting op de buitengerechtelijke verklaringen.
4.5.
Omega c.s. hebben, door het vakje aan te kruisen op het door de deurwaarder verstrekte formulier, verklaard: “
dat de schuldenaar[Rechtbank: DEMMS]
nu of in de toekomstnietsvan u te vorderen heeft op grond van een nu bestaande overeenkomst of andere verplichting.” Vervolgens zijn de buitengerechtelijke verklaringen, in onderdeel 7 van het formulier, allen ondertekend door [betrokkene], de (indirect) bestuurder van de verschillende vennootschappen behorend tot de DEM-groep. Bij deze verklaringen zijn geen bewijsstukken meegestuurd en ook hebben Omega c.s. niet toegelicht waarom zij menen dat DEMMS niets te vorderen heeft van hen.
4.6.
In deze procedure hebben Omega c.s. wel een toelichting gegeven. Volgens Omega c.s. zijn de afgelegde buitengerechtelijke verklaringen juist, omdat binnen de DEM-groep sinds 2004 gebruik wordt gemaakt van een balancestelsel, oftewel een
cash poolingarrangement. Volgens Omega c.s. houdt dat in dat de saldi van de bankrekeningen van de entiteiten binnen de groep dagelijks naar een centrale rekening worden overgeboekt, waardoor de rekeningen van de groepsentiteiten op nul staan. Dat betekent dat de inkomsten van de omzet genererende entiteiten binnen de groep, Pretium en Privilege, naar een centrale bankrekening worden overgeboekt, en vervolgens geld wordt getransfereerd naar waar dat nodig is om negatieve saldi binnen de DEM-groep weer aan te vullen tot nul. Omega c.s. wijst er op dat DEMMS geen omzet genereert, omdat zij geen onderneming drijft. Wanneer DEMMS betalingen doet, worden de benodigde gelden daarvoor uit de cash pool aan haar ter beschikking gesteld. Daardoor worden de kosten die DEMMS maakt feitelijk gedragen door andere entiteiten uit de cash pool. Volgens Omega c.s. heeft DEMMS vanuit de cash pool kleine operationele schulden kunnen voldoen, maar zijn er onvoldoende middelen aanwezig in de cash pool om de vordering van Nieuwburen te voldoen. Bovendien komt Nieuwburen, volgens Omega c.s., op geen enkele wijze een (rechtstreekse) aanspraak op de cash pool-gelden toe.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat ten minste twee overeenkomsten nodig zijn om een cashpoolsysteem te kunnen opzetten. Ten eerste een overeenkomst tussen de deelnemende vennootschappen onderling, waarin de voorwaarden zijn afgesproken die van toepassing zijn op de aard en werking van de cash pool. En ten tweede een overeenkomst tussen de deelnemende vennootschappen en de bank, waarin de voorwaarden voor het houden van rekeningen en de bepalingen voor de werking van de cash pool tegenover de bank worden vastgelegd. [3] De rechtbank begrijpt uit het betoog van Omega c.s. dat binnen de DEM-groep gebruik wordt gemaakt van een cash pool systeem waarbij saldoconcentratie plaatsvindt op één centrale rekening. In geval van saldoconcentratie worden de creditsaldi van de groepsvennootschappen automatisch door de bank overgeboekt naar één centrale rekening. Debetsaldi van groepsvennootschappen worden op dezelfde manier automatisch door de bank aangezuiverd door middel van tegengestelde overboekingen vanaf de centrale rekening. Uit het betoog van Omega c.s leidt de rechtbank af dat Omega c.s. gebruik maakt van
zero balancingwaarbij alle credit saldi binnen de DEM-groep volledig worden overgeboekt naar de centrale rekening.
4.8.
Nieuwburen betwist dat de door Omega c.s. afgelegde verklaringen juist zijn. De verklaringen geven volgens Nieuwburen onvoldoende inzicht in hun verhoudingen tot DEMMS in haar rol als faciliterende partij. DEMMS verschaft immers onder meer huisvesting aan de andere groepsvennootschappen en die huisvesting vertegenwoordigt een waarde.
4.9.
De stelplicht dat er een rechtsverhouding bestaat tussen DEMMS en de vennootschappen behorend tot de DEM-groep op grond waarvan DEMMS iets te vorderen heeft van die groepsvennootschappen rust op Nieuwburen. De rechtsverhouding tussen de groepsgenoten wordt onder andere beheerst door de manier waarop binnen de groep kosten worden gedragen, verantwoord en geadministreerd. Omega c.s. hebben erop gewezen dat binnen de DEM-groep gebruik wordt gemaakt van een cash pool en dat alle kosten binnen de groep feitelijk worden gedragen door de twee ondernemingen die geld verdienen (Pretium en Privilege). De overeenkomst tussen de deelnemende vennootschappen van de DEM-groep en de ING Bank hebben Omega c.s. overgelegd. Deugdelijk inzicht in de afspraken over de onderlinge verhoudingen tussen de groepsvennootschappen hebben Omega c.s. echter niet verschaft. Zij hebben ter zitting uitsluitend verklaard dat er een
understandingis dat de kosten van DEMMS binnen de groep worden gedragen door het cash pool arrangement. Volgens Omega c.s. zal de bank, zodra vanaf een bankrekening van DEMMS kosten worden betaald, met een overboeking vanaf de centrale rekening dat bedrag aanzuiveren bij DEMMS. Alle lasten binnen de DEM-groep worden op die manier gedragen door de omzet genererende entiteiten.
Heeft DEMMS iets te vorderen uit haar rechtsverhouding met de andere leden van de DEM-groep?
4.10.
Niet in geschil is dat DEMMS op grond van de huurovereenkomst tussen DEMMS en Nieuwburen de (enige) huurder was van het pand aan de Amerikaweg 10 en dat tussen hen een jarenlange huurrelatie bestond die tot december 2023 voortgeduurd heeft. De huurtermijnen werden daarbij altijd voldaan tot het moment dat daarover een geschil ontstond dat uiteindelijk resulteerde in een veroordeling van DEMMS de (achterstallige)huur aan Nieuwburen te betalen (het vonnis van de kantonrechter van 24 februari 2021, zie 2.4). Dat de vennootschappen allen feitelijk gebruik maakten van het gehuurde, wordt door Omega c.s. niet betwist. Bovendien volgt uit de overgelegde uittreksels van het handelsregister dat alle (in deze procedure betrokken) groepsvennootschappen tot 28 december 2023 ingeschreven stonden op het genoemde adres. DEMMS, die naar haar eigen stellingen een faciliterende rol vervult, verzorgde de huisvesting binnen de groep. Dat de verschillende vennootschappen die daarvan gebruik maakten dienen bij te dragen aan die kosten van huisvesting is dan ook vanzelfsprekend. Daarbij komt dat dit feitelijk ook is gebeurd, doordat de huursommen die DEMMS verschuldigd was (sinds 2004), via de cash pool, feitelijk betaald zijn door de omzet genererende vennootschappen binnen de DEM-groep. Er ligt dus een rechtsverhouding tussen DEMMS en de andere leden van de DEM-groep ten grondslag aan het gebruik van het huurpand aan de Amerikaweg door alle leden van de groep.
4.11.
De vraag is vervolgens of Omega c.s. met de stelling dat sprake is van een cash pool en het overleggen van de cash pool overeenkomst met de bank voldoende gemotiveerd heeft weersproken dat DEMMS op grond van deze rechtsverhouding iets van Omega c.s. te vorderen heeft of zal krijgen. De rechtbank komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. De betalingssystematiek binnen de DEM-groep kan niet anders worden uitgelegd dan dat een betalingsverplichting ontstaat zodra DEMMS een verplichting aangaat (ten behoeve van de andere vennootschappen), zoals de huurbetalingsverplichting, en deze vervolgens betaalt. Vanaf dat moment rust er kennelijk op de andere vennootschappen binnen de groep een (onvoorwaardelijke) betalingsverplichting. Dat binnen de groep voorwaarden zijn gesteld aan betalingen, bijvoorbeeld tot welk bedrag negatieve saldi worden aangezuiverd, is niet gesteld en niet gebleken. Ook heeft Omega c.s. niet aan de hand van onderliggende bescheiden inzichtelijk gemaakt hoe de kosten die DEMMS ten behoeve van de DEM-groep maakt en de betalingen die via het cash pool arrangement worden verricht, binnen de groep worden verantwoord en geadministreerd. De enkele verwijzing naar “
een understanding” is daarvoor onvoldoende. De rechtbank is bij die stand van zaken van oordeel dat Omega c.s. onvoldoende onderbouwd hebben weersproken dat zij, in elk geval in verband met geboden huisvesting, bedragen verschuldigd zijn of zullen worden aan DEMMS. Dat DEMMS (c.q. de DEM-groep) zou kunnen voorkomen dat in verband met deze rechtsverhouding een betalingsverplichting voor Omega c.s. ontstaat door eenvoudigweg niet over te gaan tot betaling van de achterstallige huur, overtuigt de rechtbank niet.
Conclusie
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat Omega c.s. in gebreke zijn gebleven een deugdelijke verklaring te doen. De gegeven verklaring voldoet niet aan het vereiste dat deze met voldoende redenen is omkleed en is onderbouwd met schriftelijke bewijsstukken. Deze situatie wordt in haar gevolgen gelijkgesteld met de situatie dat in het geheel geen verklaring is afgelegd. Dit leidt ertoe, gelet op het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv, dat Omega c.s. hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd als waren zij daarvan zelf schuldenaar.
4.13.
De rechtbank zal Omega c.s. dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.341.973,67, waarbij zij het bedrag waarvoor op 17 juni 2024 beslag is gelegd tot uitgangspunt neemt. Omega c.s. hoeven echter niet méér te voldoen dan het nog uitstaande bedrag onder de gelegde beslagen, vermeerderd met de door de deurwaarder aan Omega c.s. op te geven kosten van executie, die door de deurwaarder uit het betaalde worden voldaan. De deurwaarder kan de verdere executie ter hand nemen volgens de gewone regels die daarvoor gelden (artikel 477 lid 5 Rv).
Omega c.s. moeten de proceskosten van Nieuwburen betalen
4.14.
Omega c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Nieuwburen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.206,37
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.16.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Omega c.s. hoofdelijk tot betaling aan de deurwaarder van een bedrag van € 1.341.973,67, te verminderen met het bedrag dat al onder de gelegde beslagen is voldaan en vermeerderd met de door de deurwaarder aan Omega c.s. op te geven kosten van executie,
5.2.
veroordeelt Omega c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 2.206,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Omega c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Omega c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 13 februari 2009, ELCI:NL:HR:2009:BG5256.
2.vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5454 en gerechtshof Amsterdam 17 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2979.
3.Zie onder meer Regres bij concernfinanciering (VDHI nr. 156) 2019/3.3.2.1.4.