In deze zaak, die zich afspeelt in Haarlem, hebben twee buren, aangeduid als [eisers] en [gedaagde], een geschil over geluidsoverlast. [eisers] zijn sinds 2016 eigenaar van een woning en hebben herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast van verbouwingswerkzaamheden en nachtelijke geluiden van [gedaagde], die in een aangrenzende woning woont. De klachten zijn zo ernstig dat [eisers] op 7 augustus 2023 een melding hebben gedaan bij de wijkagent. Ondanks pogingen tot bemiddeling heeft [gedaagde] deze afgewezen. In een brief van 4 november 2024 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] gesommeerd om binnen drie weken een voorstel te doen voor bemiddeling, maar [gedaagde] betwistte de geluidsoverlast en weigerde bemiddeling.
De vorderingen van [eisers] zijn gericht op het verbieden van geluidsoverlast tijdens specifieke uren en het stoppen van werkzaamheden zonder overleg. [eisers] stellen dat de hinder onrechtmatig is en dat [gedaagde] zich niet houdt aan redelijke grenzen van burenoverlast. [gedaagde] daarentegen betwist de overlast en stelt dat hij rekening houdt met zijn buren door bijvoorbeeld een koptelefoon te dragen tijdens het gitaarspelen en televisie kijken.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eisers] onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van onrechtmatige hinder. De rechter heeft geconcludeerd dat de geluidsoverlast niet onrechtmatig is en heeft de vorderingen van [eisers] afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [eisers], omdat zij ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitgesproken op 2 juli 2025 door mr. M.A. Hoogkamer.