Uitspraak
1.De procedure
- de door [verzoeker] op 21 februari 2025 ingediende toelichting op het verzoekschrift, tevens strekkende tot wijziging van het verzoek;
- de door [verweerder] op 12 juni 2025 ingediende toelichting op het verweerschrift van [verweerder] , met nog 3 producties;
- de door [verweerder] op 18 juni 2025 ingediende akte houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op deze mondelinge behandeling heeft [verweerder] zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening vermeerderd.
2.De feiten
3.Het verzoek
(i) een onafhankelijke beheerder en bewindvoerder aanstelt die het beheer voert over de tussen partijen bestaande gemeenschap, die het mede tot zijn taak ziet op een regeling tussen partijen te beproeven;
(ii) de beheerder/bewindvoerder een algehele volmacht verstrekt tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap;
(iii) partijen verbiedt om zonder toestemming van de bewindvoerder beheers- en beschikkingshandelingen uit te voeren.
4.Het tegenverzoek
(i) een beheersregeling treft die ertoe strekt dat [verzoeker] geen enkele bevoegdheid toekomt om beheers- en beschikkingshandelingen te treffen ten behoeve van De Gemeenschap;
(ii) indien de kantonrechter een beheersregeling treft, daarin opneemt dat die regeling enkel ziet op handelingen als bedoeld in artikel 3: 170 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en niet op de bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 3:171 BW.
5.De voorlopige voorziening
(i) [verzoeker] gebiedt om akkoord te gaan met de verlenging van de huurovereenkomst met De Boet;
(ii) [verzoeker] gebiedt om mee te werken aan het namens De Gemeenschap verstrekken van een opdracht aan een makelaar;
(iii) [verzoeker] onder voorwaarden gebiedt er mee akkoord te gaan dat De Gemeenschap een huurovereenkomst met een derde aangaat;
6.De beoordeling
alleswat tot de gezamenlijke eigendom van partijen behoort, onder bewind wordt gesteld. Voor zover de kantonrechter thans kan overzien is dat (i) de bedrijfshal en (ii) de gezamenlijke betaalrekening waar de huurpenningen plegen op te worden betaald.
- het zo mogelijk verlengen van het huurcontract met De Boet;
- voor zover nodig het sluiten van nieuwe huurovereenkomsten, al dan niet met het inschakelen van een door de bewindvoerder aan te wijzen makelaar;
- het vertegenwoordigen van de gemeenschap in en buiten rechte, zowel in reeds aanhangige als in eventuele toekomstige procedures;
- het laten uitvoeren van regulier onderhoud en noodzakelijke reparaties aan de bedrijfshal;
- het zorgen voor (c.q. continueren van) een afdoende verzekering;
- het betalen van de aan de bedrijfshal verbonden (vaste) lasten;
- incasseren van eventuele vorderingen op derden;
- het stellen van regels omtrent het gebruik en toegang (door partijen) van de bedrijfshal.
Deze opsomming is niet uitputtend.
De bewindvoerder hoeft bij de uitoefening van deze taken niet in overleg te treden met partijen, laat staan dat hij enige goedkeuring behoeft.
(i) strekken tot verkoop van de bedrijfshal;
(ii) strekken tot het tot stand brengen van een verdeling;
(iii) strekken tot het incasseren van vorderingen van De Gemeenschap op de deelgenoten ( [verzoeker] en [verweerder] ), nu deze vorderingen in het kader van een verdeling aan de orde moeten worden gesteld.
7.De beslissing
mr. A. de Groot (Tanger Advocaten)
Wilhelminalaan 10
072-5744409
a.de.groot@tangerboddaert.nl;