ECLI:NL:RBNHO:2025:7146

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11166265
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben drie passagiers, wonende in Italië, een vordering ingesteld tegen de Easyjet Airline Company Limited vanwege een geannuleerde vlucht van Malpensa Airport naar Amsterdam-Schiphol op 4 juni 2022. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht niet betwist, maar voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat alle redelijke maatregelen waren genomen om de annulering te voorkomen. De passagiers hadden geen keuze gekregen tussen een alternatieve vlucht of terugbetaling van de ticketkosten, wat in strijd is met de verplichtingen van de vervoerder onder de Verordening. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 862,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij annuleringen en de rechten van passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11166265 \ CV EXPL 24-4029
Uitspraakdatum: 25 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]3. [eiser 3]allen wonende te [plaats] (Italië)

eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. De passagiers hadden immers niet de keuze tussen een alternatieve vlucht of terugbetaling van de ticketkosten. Daarom wordt de vordering van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 4 juni 2022 moest vervoeren van Malpensa Airport (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EZY2725 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf de dag van annulering van de vlucht, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een vlucht van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [3]
4.4.
De passagiers betwisten dat de vervoerder een alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. Dit blijkt volgens hen ook niet uit het door de vervoerder als productie 9 bij antwoord overgelegde overzicht, nu hun namen hier niet op voorkomen. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij de passagiers de mogelijkheid heeft gegeven om een alternatieve reis te regelen. De kantonrechter is echter van oordeel dat de vervoerder zijn stelling tegenover de betwisting door de passagiers onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen genomen. Bovendien heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter evenmin voldaan aan zijn plicht om bijstand te bieden. De passagiers hadden immers niet de keuze tussen een alternatieve vlucht of terugbetaling van de ticketkosten. [4]
4.5.
Gelet op het voorgaande kan de vervoerder niet worden ontslagen van zijn verplichting om de gedupeerde passagiers te compenseren. Daarom zal de door hen gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
4.6.
Voor de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [5] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 4 juni 2022, nu dit de datum is waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.9.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 862,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,00 vanaf 4 juni 2022 en over € 112,50 vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
4.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
5.Artikel 6:83 sub b BW.