ECLI:NL:RBNHO:2025:7194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11011795 \ CV EXPL 24-662
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeoorloofd gebruik van tankpas door werknemer en de gevolgen voor de werkgever

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, staat de vraag centraal of een werknemer, [gedaagde], aansprakelijk is voor brandstofkosten die zijn werkgever, Citytec B.V., vordert wegens ongeoorloofd gebruik van een tankpas. De kantonrechter oordeelt dat er slechts gedeeltelijk bewijs is voor ongeoorloofd gebruik van de tankpas. Citytec had de tankpas aan [gedaagde] ter beschikking gesteld voor zakelijke doeleinden, maar het blijkt dat [gedaagde] deze ook voor privédoeleinden heeft gebruikt. De kantonrechter wijst de vordering van Citytec gedeeltelijk toe, waarbij [gedaagde] ook wordt veroordeeld tot betaling van te veel opgenomen verlofuren. De procedure omvatte een mondelinge behandeling en diverse akten van beide partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Citytec onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het volledige bedrag dat zij vordert, en heeft de schade geschat op basis van de beschikbare gegevens. Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 5.745,51, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moet hij de proceskosten van Citytec vergoeden, die zijn begroot op € 1.789,54. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11011795 \ CV EXPL 24-662
Vonnis van 26 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
CITYTEC B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Citytec,
gemachtigde: mr. B.N. van Driel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.J.M. Waasdorp.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of een werknemer de vordering van de werkgever, bestaande uit brandstofkosten wegens ongeoorloofd gebruik van de tankpas die de werkgever gedurende het dienstverband aan de werknemer ter beschikking heeft gesteld, moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat slechts gedeeltelijk vast is komen te staan dat er sprake is geweest van ongeoorloofd gebruik. De vordering van de werkgever wordt daarom slechts gedeeltelijk toegewezen. Daarnaast wordt de werknemer ook veroordeeld tot betaling van de te veel opgenomen verlofuren.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 november 2024
- de akte van Citytec
- de akte van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

waar gaat het om in deze zaak?
2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de door Citytec gevorderde bedragen, bestaande uit tankkosten en een negatieve eindafrekening bij het einde van het dienstverband, moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat dit gedeeltelijk het geval is. Dit wordt hierna verder uitgelegd.
privé gebruik zakelijke tankpas
2.2.
Tussen partijen staat vast dat de door Citytec aan [gedaagde] ter beschikking gestelde tankpas alleen gebruikt mocht worden voor zakelijke tankbeurten. Citytec verwijt [gedaagde] echter dat hij de tankpas ook heeft gebruikt voor privé doeleinden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Citytec een overzicht van alle tankbeurten met de aan [gedaagde] ter beschikking gestelde tankpas, een rittenregistratie en een overzicht van Roteb waaruit volgt welke vervangende auto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld, overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat Citytec daarmee voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] de tankpas heeft gebruikt op een wijze die niet was toegestaan, namelijk niet voor zakelijk gebruik ten behoeve van het werk voor Citytec, maar voor privé doeleinden. [gedaagde] heeft weliswaar de juistheid en volledigheid van de door Citytec overgelegde stukken betwist, maar daarmee heeft hij onvoldoende toegelicht en onderbouwd waarom hij gedurende zijn dienstverband bij Citytec 147 keer benzine heeft getankt terwijl de aan hem ter beschikking gestelde voortuigen (overwegend) op diesel reden. Dat geldt temeer nu uit de overzichten volgt dat er ook benzine is getankt op tijdstippen en dagen dat [gedaagde] niet werkte en er op sommige dagen zowel diesel als benzine is getankt.
2.3.
Dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de tankpas niet voor privédoeleinden heeft gebruikt, maakt echter niet dat hij het volledige door Citytec gevorderde bedrag moet betalen. Uit het overgelegde overzicht van Roteb blijkt namelijk dat er, in het kader van vervangend vervoer, ook een aantal keren benzineauto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld, waarvoor [gedaagde] logischerwijs benzine heeft moeten en mogen tanken. Op de zitting heeft Citytec erkend dat deze geoorloofde tankbeurten niet in mindering zijn gebracht op het gevorderde bedrag.
2.4.
Daarnaast heeft [gedaagde] op de eerste zitting aangevoerd dat er ook rechtstreeks via Ford-garages benzineauto’s aan hem ter beschikking zijn gesteld. In totaal zou dit, aldus zijn toelichting op de zitting, gaan om ongeveer 50 dagen. In het tussenvonnis is Citytec daarom verzocht om, naast de auto’s die via Roteb ter beschikking zijn gesteld, ook een overzicht te overleggen van de auto’s die rechtstreeks door Ford-garages aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld. Dit laatste heeft Citytec nagelaten, hetgeen voor haar rekening en risico behoort te komen.
2.5.
Verder heeft [gedaagde] terecht aangevoerd dat uit het overzicht met de rittenregistratie blijkt dat ook anderen in de bedrijfsbussen van Citytec hebben gereden en [gedaagde] op die dagen dus geen gebruik kon maken van de bedrijfsbussen. Citytec heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] , op de dagen dat er anderen in de bedrijfsbussen hebben gereden, vervangend vervoer nodig had en daar ook benzine voor heeft mogen tanken.
2.6.
Tot slot heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter met de stukken van zijn zorgverzekeraar en de bedrijfsarts voldoende aannemelijk gemaakt dat hij gedurende bepaalde periodes last heeft gehad van enkel en knie problemen. Hoewel uit die stukken niet direct volgt dat [gedaagde] als gevolg daarvan niet in een geschakelde auto kon rijden, heeft [gedaagde] toegelicht dat hij van Citytec toestemming had om zijn eigen automatisch geschakelde benzineauto te gebruiken gedurende de periodes dat hij last had van deze problemen. Deze toestemming van Citytec zou blijken uit e-mails die in de zakelijke e-mailbox van [gedaagde] bij Citytec stonden. Doordat [gedaagde] na het eindigen van zijn dienstverband geen toegang meer heeft gehad tot deze e-mailbox heeft hij deze e-mails niet kunnen overleggen. Citytec heeft op haar beurt aangevoerd dat deze e-mails, voor zover die er al zouden zijn, niet meer beschikbaar zijn, omdat de inhoud van de e-mailbox inmiddels is gewist. De kantonrechter vindt dat de omstandigheid dat deze e-mailbox is gewist voor rekening en risico van Citytec behoort te komen. Citytec vordert immers betaling van [gedaagde] en had er dan ook voor moeten zorgen dat alle mogelijke stukken die op die vordering betrekking hebben bewaard waren gebleven. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [gedaagde] zijn eigen auto enige periode zakelijk heeft gebruikt en hiervoor ook benzine mocht tanken met de tankpas van Citytec.
wat is hiervan het gevolg
2.7.
Dat het verweer van [gedaagde] deels slaagt heeft tot gevolg dat hij niet alle benzinekosten die Citytec vordert hoeft te betalen. Op basis van de gegevens die partijen hebben overgelegd is het voor de kantonrechter echter niet mogelijk om exact vast te stellen voor welk bedrag [gedaagde] privé heeft getankt en voor welk bedrag zakelijk. Indien schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, mag de kantonrechter op basis van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (BW) de schade schatten. Hierbij beschikt de kantonrechter over een zekere mate van vrijheid. De kantonrechter zal bij het schatten van de schade als uitgangspunt nemen dat een benzineauto gemiddeld 1:16 rijdt, de gemiddelde benzineprijs destijds
€ 2,00 bedroeg en [gedaagde] gemiddeld genomen 160 zakelijke kilometer per dag reed. Dit leidt tot het volgende.
2.8.
Uit het overzicht van Roteb volgt dat er via Roteb acht keer een benzineauto aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld. Met deze auto’s heeft hij in totaal 4.669 kilometer gereden. De benzinekosten hiervoor bedroegen dan € 583,63 (4.669 : 16 x 2).
2.9.
Op de zitting heeft [gedaagde] verder toegelicht dat hij tussen de 10 a 12 keer rechtstreeks via een Ford-garage vervangend vervoer heeft gehad. Aldus [gedaagde] had hij die auto’s gemiddeld genomen vier dagen in zijn bezit, maar er is volgens hem ook een periode geweest dat hij een auto twee weken in zijn bezit had. Op basis hiervan schat de kantonrechter het aantal dagen dat er via Ford-garages auto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld op 50. Uitgaande van 160 kilometer per dag, maakt dit dat [gedaagde] in totaal 8.000 kilometer met die auto’s heeft gereden. De benzinekosten voor dat aantal kilometers worden geschat op € 1.000,00 (8.000 : 16 x 2).
2.10.
Daarnaast blijkt uit het door Citytec zelf overgelegde overzicht van de ritregistraties dat op ongeveer 50 dagen andere personen dan [gedaagde] met de auto’s hebben gereden.. Uitgaande van 160 kilometer per dag, maakt dit dat [gedaagde] in totaal 8.000 kilometer met vervangend vervoer heeft gereden. De benzinekosten voor dat aantal kilometers worden geschat op € 1.000,00 (8.000 : 16 x 2).
2.11.
Tot slot heeft [gedaagde] op de eerste zitting gezegd dat hij als gevolg van de problemen met zijn enkel en knie ongeveer 40 keer heeft getankt met zijn privéauto. Ervan uitgaande dat hij per keer ongeveer 40 liter heeft getankt, zal de kantonrechter het bedrag waarvoor benzine is getankt als gevolg van de enkel- en knie problemen schatten op € 3.200,00 (40 x 40 x 2).
2.12.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter het totaalbedrag wat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband rechtmatig aan benzine heeft getankt schat op € 5.783,63. Dit bedrag strekt in mindering op het door Citytec gevorderde bedrag, waardoor een bedrag van € 5.436,56 toewijsbaar is.
negatieve eindafrekening
2.13.
Wat betreft de negatieve eindafrekening heeft Citytec met de bij haar laatste akte overgelegde stukken voldoende onderbouwd dat [gedaagde] in 2023 meer verlofuren heeft opgenomen dan waar hij recht op had. [gedaagde] heeft de juistheid van deze stukken onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de door Citytec overgelegde stukken en wijst het gevorderde bedrag van € 308,95 toe.
conclusie
2.14.
De conclusie is dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.745,51.
wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
2.15.
Citytec heeft verder aanspraak gemaakt op vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Omdat [gedaagde] in verzuim is met de betaling is hij wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente wordt toegewezen over het toegewezen bedrag. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
proceskosten
2.16.
[gedaagde] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Citytec worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
1.017,00
(3 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.789,54
2.17.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Citytec te betalen een bedrag van € 5.745,51, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag, met ingang van 20 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.789,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.