Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
28 juli 2024 heeft bericht niet aan die sommatie te zullen voldoen, heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] bij e-mail van 28 augustus 2024 nog eenmaal gesommeerd om binnen een termijn van een week een bedrag van € 6.150,00 te betalen aan [eiser] . [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de sommatie.
4.Het geschil
€ 6.150,00, onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
5.De beoordeling
“Zodra dit niet meer nodig is, zullen de rekeningen worden opgeheven en zal het saldo tussen partijen gezamenlijk worden verdeeld. Partijen kunnen ook tussentijds besluiten het batig saldo te verdelen.”
Daar komt bij dat vaststaat dat de gezamenlijke rekening inmiddels door [gedaagde] is opgeheven, zodat het ook op die grond niet meer voor discussie vatbaar kan zijn dat het saldo tussen partijen gezamenlijk moet worden verdeeld. Voor de situatie dat de gezamenlijke rekening wordt opgeheven is immers letterlijk bepaald dat het saldo moet worden verdeeld. De stellingen van [gedaagde] doen daaraan niet af. Deze zijn wellicht niet onbegrijpelijk vanuit het bepaalde in artikel 4.4.11. bezien, maar gaan totaal voorbij aan hetgeen in artikel 4.4.2. van het echtscheidingsconvenant is bepaald.