In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2025, is een geschil ontstaan tussen Stichting Student Housing II (SSH II c.s.) en een gedaagde huurder over de huurprijs en een huurachterstand. De gedaagde huurt sinds 1 februari 2024 een woning tegen een huurprijs van € 1.250,00. Op 28 mei 2024 heeft de gedaagde de Huurcommissie verzocht om de huurprijs te beoordelen, wat resulteerde in een uitspraak op 31 oktober 2024 waarin de huurprijs werd verlaagd tot € 689,90. SSH II c.s. stelt echter dat de Huurcommissie de verkeerde verhuurder heeft betrokken in de procedure, waardoor de uitspraak hen niet bindt. De gedaagde heeft een huurachterstand van € 5.305,72 opgebouwd en SSH II c.s. vordert betaling van deze achterstand.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat SSH II c.s. niet gebonden is aan de uitspraak van de Huurcommissie, omdat de in de uitspraak genoemde verhuurder niet de juiste partij was. De rechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst ongewijzigd blijft en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen en de proceskosten. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde in het ongelijk is gesteld en moet voldoen aan de proceskosten van SSH II c.s. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.