In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 25 juni 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen Stichting DUWO, de verhuurder, en een huurder die niet is verschenen. De verhuurder vorderde betaling van een huurachterstand inclusief servicekosten tot en met mei 2025, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De verhuurder stelde dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de huurvoorwaarden van februari 2021 getoetst. Hierbij werd vastgesteld dat de huur in het laagsegment valt en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De rechter heeft beoordeeld of er bedingen in de algemene voorwaarden zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van de consument-huurder, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG. Het beding inzake buitengerechtelijke incassokosten werd als oneerlijk beoordeeld, omdat het geen maximum bedrag aan kosten bevatte en de kosten zonder ingebrekestelling verschuldigd waren. Dit beding werd vernietigd, wat leidde tot afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De vordering van de verhuurder werd grotendeels toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. De huurder werd veroordeeld tot betaling van € 1.207,28, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten, die op € 146,14 voor dagvaardingskosten, € 340,00 voor griffierecht en € 135,00 voor salaris gemachtigde zijn begroot. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees de vordering voor het overige af.