In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH namens twee passagiers compensatie gevorderd van Royal Air Maroc vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder betwistte dat de passagiers hun vorderingsrechten aan AirHelp hadden overgedragen en dat zij zich voor het instappen bij de vlucht hadden gemeld. De kantonrechter oordeelde echter dat de handtekeningen op de cessieaktes overeenkwamen met die op de paspoorten van de passagiers, waardoor de overdracht van vorderingsrechten geldig was. De vervoerder kon niet aantonen dat de passagiers niet met de vertraagde vlucht waren vervoerd, wat leidde tot de conclusie dat de Verordening (EG) nr. 261/2004 van toepassing was. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 25 juni 2025.