ECLI:NL:RBNHO:2025:7354

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
9581968 \ CV EXPL 21-8364
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers vanwege vertraagde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden door de vervoerder

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Delta Airlines, Inc., vanwege een vertraagde vlucht van Atlanta naar Lima. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen en baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een technisch defect en slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelt echter dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van deze omstandigheden. De aanvankelijke vertraging van 2 uur en 10 minuten werd veroorzaakt door een combinatie van een technisch defect en de sluiting van het platform van de luchthaven, wat niet als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De kantonrechter wijst de vorderingen van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 1.417,80 aan de passagiers, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9581968 \ CV EXPL 21-8364
Uitspraakdatum: 2 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]

eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Airlines, Inc.
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een technisch defect en slechte weersomstandigheden. Hierdoor dreigde de vlucht tijdens een geplande sluiting van een landingsbaan op de luchthaven van aankomst aan te komen en moest het vertrek van de vlucht nog langer worden uitgesteld. Het verweer van de vervoerder slaagt niet omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd in hoeverre de aanvankelijke vertraging van de vlucht het gevolg was van het moeten verhelpen van het technische mankement en in hoeverre van de weersomstandigheden. Daarom worden de vorderingen van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 10 september 2019 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Atlanta, Verenigde Staten, naar Lima, Peru, met vluchtcombinatie DL73 en DL151 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft vlucht DL151 van Atlanta naar Lima vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van meerdere omstandigheden. Kort voor het geplande vertrek van de vlucht werd er een technisch mankement aan het toestel ontdekt. Tegelijkertijd was er sprake van onweersbuien op de luchthaven van Atlanta, waardoor alle werkzaamheden op het platform van de luchthaven moesten worden stilgelegd. Daarom konden ook de werkzaamheden aan het toestel niet direct worden uitgevoerd. Uiteindelijk heeft de vervoerder besloten om een ander toestel in te zetten. Dit zorgde voor een vertraging van 2 uur en 10 minuten. Deze vertraging leidde ertoe dat de vlucht aan zou komen tijdens een (geplande) tijdelijke sluiting van de landingsbaan van de luchthaven van Lima. Daardoor moest de vervoerder de vertrektijd van de vlucht verder uitstellen. Dit heeft de vlucht met nog eens 2 uur en 55 minuten vertraagd. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder onder meer naar een vluchtrapport.
4.4.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de sluiting van de luchthaven van Atlanta al 45 minuten na de geplande vertrektijd van de vlucht was opgeheven. Daarnaast voeren zij aan dat als het technische mankement niet zou zijn opgetreden, de vlucht ook niet tijdens de sluiting van de luchthaven van Lima zou zijn aangekomen. Daarmee zou de aanvullende vertraging ook zijn voorkomen, aldus de passagier.
4.5.
De vervoerder brengt hier tegenin dat met de toestelwissel normaal gesproken met slechts een beperkte vertraging gemoeid zou zijn gegaan. Vanwege de slechte weersomstandigheden duurde dit echter langer. Daarom kon de vlucht niet tijdig vertrekken, waardoor deze vervolgens moest wachten tot de landingsbaan van de luchthaven van Lima weer zou openen. Daarom was ook de aanvankelijke vertraging van de vlucht van 2 uur en 10 minuten het gevolg van buitengewone omstandigheden, aldus de vervoerder.
4.6.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Vast staat dat de aanvankelijke vertraging van 2 uur en 10 minuten werd veroorzaakt door een combinatie van een technisch defect en de sluiting van het platform van de luchthaven vanwege onweer. De kantonrechter stelt hierbij voorop dat het Hof heeft geoordeeld dat ook een onverwacht technisch mankement inherent is aan de normale bedrijfsactiviteit van de luchtvaartmaatschappij en daarom geen buitengewone omstandigheid vormt. [4] Omdat de vervoerder niet heeft aangevoerd hoe lang een toestelwissel normaal gesproken zou duren, kan de kantonrechter niet vaststellen in hoeverre de aanvankelijke vertraging van 2 uur en 10 minuten het gevolg was van het technische defect en in hoeverre van de sluiting van het platform van de luchthaven dan wel de weersomstandigheden. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers had het op de weg van de vervoerder gelegen om dit nader te onderbouwen. Daarom is deze vertraging niet het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan daarom in het midden blijven in hoeverre de vertraging door het moeten wachten tijdens de sluiting van de landingsbaan van de luchthaven van Lima geldt als een buitengewone omstandigheid. Vast staat immers dat deze vertraging zich niet zou hebben voorgedaan als het toestel tijdig gereed zou hebben gestaan voor vertrek. Omdat het niet tijdig klaar zijn van het toestel niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, geldt dit ook voor de vertraging vanwege het vervolgens moeten wachten op de opening van de landingsbaan van de luchthaven van Lima. Dit betekent dat de uiteindelijke langdurige vertraging van de vlucht niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Omdat de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de door de passagiers gevorderde hoofdsom, zal deze worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar, met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Het gaat hier om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade direct opeisbaar is. [5] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 10 september 2019.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.10.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.11.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 10 september 2019, en over € 217,80 vanaf 6 september 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
4.HvJEU 17 september 2015, C-257/14, ECLI:EU:C:2015:618..
5.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).